ECLI:NL:RBDHA:2015:9481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
AWB 14/16744 ev
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging verblijfsvergunning regulier met arbeidsmarktaantekening en afwijzing aanvraag verlenging

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hun aanvragen tot verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd zijn afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht. De eisers stelden dat zij recht hadden op een arbeidsmarktaantekening die hen vrij toegang tot de arbeidsmarkt zou geven, maar de staatssecretaris stelde dat zij niet voldeden aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft geoordeeld dat de nieuwe Wav, die per 1 januari 2014 in werking is getreden, van toepassing is en dat eisers niet vrij zijn op de arbeidsmarkt omdat zij niet gedurende een onafgebroken periode van vijf jaar over een geldige verblijfsvergunning hebben beschikt. De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eisers, waaronder het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de besluiten van de staatssecretaris rechtsgeldig zijn en dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 14/16744 en volgende (zie bijlage 1)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 augustus 2015 in de zaak tussen

[eiser 1] en anderen genoemd in bijlage 1 (bijgevoegd),

verder te noemen eisers,
(gemachtigde: S. El Boumassaoudi te Tilburg),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.J. Hofland, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)).

Procesverloop

In de primaire besluiten heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlengen van de geldigheidsduur van de aan hen verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ ingewilligd, dan wel de aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur van de aan hen verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’, afgewezen.
De arbeidsmarktaantekening van de verlengde verblijfsvergunningen luidt ‘arbeid toegestaan, mits een tewerkstellingsvergunning (twv) is verleend’.
In de besluiten op bezwaar (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de afgegeven arbeidsmarktaantekening zoals geplaatst op de verlengde verblijfsvergunningen, dan wel tegen de afwijzing van de aanvragen tot het verlengen van de verblijfsvergunningen ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2015, waarbij de beroepen van de in de bijlage 1 genoemde eisers gelijktijdig zijn behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen.
Verweerder heeft per brief van 28 april 2015 zijn nadere standpunt naar voren gebracht. Eisers hebben hierop op per brief van 13 mei 2015, aan de rechtbank verzonden op 18 mei 2015, gereageerd.
Bij faxberichten van 8 juni 2015 en 23 juni 2015 hebben eisers respectievelijk verweerder de rechtbank toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 29 juni 2015 gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten die betrekking hebben op de afgegeven arbeidsmarktaantekening, zoals geplaatst op de verlengde verblijfsvergunningen, op het standpunt gesteld dat eisers niet vrij zijn op de arbeidsmarkt.
In de bestreden besluiten die betrekking hebben op de afwijzing van de aanvragen tot verlenging van de verblijfsvergunningen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen geldige twv is overgelegd. Eisers komen niet in aanmerking voor vrijstelling van het vereiste tot het overleggen van een twv, omdat zij niet vrij zijn op de arbeidsmarkt.
In alle bestreden besluiten heeft verweerder aan zijn standpunt ten grondslag gelegd dat uit artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) volgt dat eisers niet vrij zijn op de arbeidsmarkt. Ingevolge die bepaling, zoals die geldt na 1 januari 2014, wordt aan eisers pas een arbeidsmarktaantekening afgegeven waaruit blijkt dat aan de verblijfsvergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid of hoeven zij geen geldige twv meer te overleggen, nadat zij een onafgebroken periode van vijf jaar hebben beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning. Eisers hebben niet gedurende een onafgebroken periode van vijf jaar beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning.
Ten aanzien van alle eisers (bijlage 1)
2. Eisers voeren aan dat de bestreden besluiten geen rechtskracht hebben, omdat verweerder de besluiten niet heeft ondertekend. Niet is gebleken dat de beslissingen namens verweerder zijn genomen. Daarom zijn de bestreden besluiten in strijd met de rechtszekerheid en de zorgvuldigheid.
Eisers merken op dat het ook voor andere bestuursorganen mogelijk is besluiten te ondertekenen en dat de IND het in sommige gevallen ook doet. Door het ontbreken van een handtekening is de persoon achter het besluit niet aanspreekbaar. Ook uit artikel 2:16 Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat aan een vereiste van een (elektronische) ondertekening moet zijn voldaan. Dat geldt niet alleen voor de aanvrager of belanghebbende, maar ook voor de betrokken ambtenaar.
2.1
Zoals deze rechtbank en zittingsplaats in haar uitspraak van 16 december 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:16504) in vergelijkbare zaken heeft geoordeeld, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 oktober 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY1703), ontzegt de enkele omstandigheid dat de ondertekening ontbreekt in het geval van een geautomatiseerd aangemaakte brief, aan die brief niet het besluitkarakter. Dat een brief het karakter heeft van een besluit, betekent op grond van artikel 1:3, eerste lid, Awb dat die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt, zodat het besluit rechtskracht heeft.
De stelling van eisers dat het wel mogelijk is om besluiten te ondertekenen en dat dit in de praktijk ook voorkomt, zowel bij de IND als bij andere bestuursorganen, brengt niet mee, wanneer in het geval van een geautomatiseerd aangemaakte brief die ondertekening ontbreekt, dat, anders dan overwogen in voornoemde uitspraken, geen sprake is van een rechtsgeldig besluit.
Uit de bestreden besluiten blijkt dat deze zijn genomen namens verweerder en dat onderaan de besluiten tevens de naam van de ambtenaar staat vermeld die het besluit namens verweerder heeft genomen. Zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, is die ambtenaar derhalve aanspreekbaar op het genomen besluit.
De verwijzing naar artikel 2:16 Awb leidt evenmin tot een ander oordeel. Artikel 2:16 Awb regelt uitsluitend onder welke voorwaarden is voldaan aan een vereiste van ondertekening door middel van een elektronische handtekening. Artikel 2:16 Awb bepaalt niet dat een besluit dient te zijn voorzien van een handtekening. Daarnaast geldt artikel 2:16 Awb voor langs elektronische weg verzonden berichten, terwijl het in dit geval niet gaat om besluiten die elektronisch zijn verzonden. De besluiten, in een elektronisch systeem vervaardigd, zijn immers per gewone post aan eisers toegezonden. Artikel 2:16 Awb heeft geen betrekking op die situatie.
De beroepsgrond slaagt niet.
3. Eisers voeren voorts aan dat de aan hen toegekende arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan, mits een twv is verleend’ rechtens niet juist is, dan wel dat hun aanvragen om verlenging van hun verblijfsvergunning ten onrechte is afgewezen op de grond dat zij geen twv hebben overgelegd. Zij stellen zich op het standpunt dat zij vrij zijn op de arbeidsmarkt en dat voor hen geen twv (meer) is vereist. Zij voeren daartoe aan dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de Wav, zoals die gold tot 1 januari 2014 (Wav (oud)), op grond waarvan voor hen geen beperkingen meer gelden voor het verrichten van arbeid. In de Wav, zoals die geldt vanaf 1 januari 2014 (Wav (nieuw)), ontbreekt overgangsrecht, zodat sprake is van eerbiedigende werking van de Wav (oud). Eisers verwijzen daartoe voorts naar de Kamerstukken II 2013-2014, 33749, nr. 2 en 3 en artikel 3.103 Vreemdelingebesluit 2000 (Vb), op grond waarvan de datum van de aanvraag tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning bepalend is voor de vraag welk recht van toepassing is.
Eisers voeren voorts aan dat op grond van het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel verweerder ten onrechte niet de door hen verlangde arbeidsmarktaantekening heeft verleend op grond waarvan zij vrije toegang hebben tot de arbeidsmarkt, dan wel ten onrechte de aanvragen tot verlenging van hun verblijfsvergunning heeft afgewezen wegens het ontbreken van een twv. Zij konden er gerechtvaardigd op vertrouwen dat na 1 januari 2014 geen twv meer was vereist.
3.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 4, eerste lid, van zowel de Wav (oud) als de Wav (nieuw), is het verbod voor een werkgever om een vreemdeling zonder twv arbeid te laten verrichten niet van toepassing, indien de desbetreffende vreemdeling krachtens de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vergunning is verleend, voorzien van een aantekening van de Minister van Veiligheid en Justitie, waaruit blijkt dat aan de vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, Wav (oud) werd een zodanige aantekening afgegeven aan een vreemdeling die gedurende een ononderbroken tijdvak van drie jaar had beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland had gevestigd.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, Wav (nieuw) wordt een zodanige aantekening afgegeven aan een vreemdeling die gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar heeft beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.
Ten aanzien van de eisers genoemd in bijlage 2:
3.2
De rechtbank stelt vast dat eisers ten tijde van de bestreden besluiten nog geen drie jaar ononderbroken hebben beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning. Ook bij toepassing van de Wav (oud) zou dus op de aan eisers verstrekte verblijfsvergunning op goede gronden de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan, mits een twv is verleend’ zijn geplaatst dan wel de aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning op goede gronden zijn afgewezen vanwege het ontbreken van een twv. Wat er ook zij van eisers beroepsgronden dienaangaande, zij kunnen eisers daarom niet baten.
Ten aanzien van de eisers genoemd in bijlage 3:
3.3
De rechtbank stelt vast dat eisers ten tijde van de bestreden besluiten meer dan drie jaar ononderbroken hebben beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning en dat dan ook de geldigheidsduur van de vergunning onder de Wav (oud) niet in de weg had gestaan aan afgifte van de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan, geen twv vereist’ dan wel aan de verlenging van de verblijfsvergunningen. De rechtbank is echter van oordeel dat niet de Wav (oud), maar de per 1 januari 2014 geldende Wav (nieuw) van toepassing is. De rechtbank verwijst daartoe naar eerdergenoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 december 2014 in vergelijkbare zaken, waarin dezelfde beroepsgronden naar voren zijn gebracht. Hetgeen eisers in reactie op voornoemde uitspraak aanvullend naar voren hebben gebracht, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel
.De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.3.1
Eisers hebben in reactie op voornoemde uitspraak aangevoerd dat de beslissing om een arbeidsmarktaantekening te verlenen, en dus ook om te bepalen dat voor het verrichten van arbeid geen twv is vereist, geen besluit is op grond van de Wav, maar op grond van de Vw en dat daarom, anders dan de rechtbank in voornoemde uitspraak heeft aangenomen, artikel 3.103 Vb wel van toepassing is. Verweerder is niet het bevoegde bestuursorgaan om de Wav toe te passen, maar het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
3.3.1.1 De bevoegdheid van verweerder om een arbeidsmarktaantekening te verlenen waaruit blijkt dat de vreemdeling vrij is op de arbeidsmarkt na meer dan drie jaar (Wav (oud)) dan wel vijf jaar (Wav (nieuw)) ononderbroken te hebben beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning, is gebaseerd op artikel 4, eerste en tweede lid, Wav. Hierin is immers bepaald dat een dergelijke aantekening wordt afgegeven door de Minister van Veiligheid en Justitie. De bevoegdheid van het UWV, gedelegeerd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op grond van de Wav betreft het afgeven en intrekken van tewerkstellingsvergunningen aan de werkgever (zie artikel 5, eerste en zesde lid, Wav).
3.3.2.
Eisers hebben in reactie op voornoemde uitspraak voorts aangevoerd dat uit artikel 12 van de Richtlijn 2011/98/EU betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (hierna: de Richtlijn), voortvloeit dat het recht niet ongunstiger mag worden en dat met verlenging van de termijn van drie naar vijf jaar voordat zij vrij zijn op de arbeidsmarkt, de situatie voor eisers juist ongunstiger is geworden.
3.3.2.1 Artikel 1 van de Richtlijn luidt:
1. Deze richtlijn bepaalt:a) één enkele aanvraagprocedure voor het verstrekken van een gecombineerde vergunning aan onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven met het oog op werk, teneinde de procedures in verband met hun toelating te vereenvoudigen en de controle van hun status gemakkelijker te maken; enb) een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, ongeacht de doeleinden waarvoor zij oorspronkelijk tot het grondgebied van die lidstaat waren toegelaten, gebaseerd op gelijke behandeling ten opzichte van de onderdanen van deze lidstaat.2. Deze richtlijn laat de bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van het toelaten van onderdanen van derde landen tot hun arbeidsmarkt, onverlet.
3.3.2.2 Gelet op artikel 1, tweede lid, van de Richtlijn, strekt deze zich niet uit tot de termijn, waarna een werknemer van een derde land vrije toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Dat betreft immers de bevoegdheid van de lidstaten ten aanzien van de toegang tot de arbeidsmarkt, die de Richtlijn onverlet laat. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de wijziging van artikel 4, tweede lid, Wav per 1 januari 2014 wegens strijd met de Richtlijn buiten toepassing moet worden gelaten.
Artikel 12 van de Richtlijn, waarop eisers zich beroepen, heeft betrekking op het recht van werknemers uit derde landen die reeds zijn toegalaten tot de arbeidsmarkt op gelijke behandeling ten opzichte van nationale onderdanen in het kader van arbeidsvoorwaarden. Deze bepaling heeft derhalve geen betrekking op de voorwaarden voor werknemers uit derde landen voor de vrije toegang tot de arbeidsmarkt, dat juist aan de eigen bevoegdheid van de lidstaten is overgelaten.
3.3.3
De beroepsgronden slagen niet.
Ten aanzien van alle eisers (bijlage 1)
4. Eisers voeren voorts aan dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, nu verweerder in vele identieke zaken het twv-vereiste niet heeft gesteld en aan de desbetreffende vreemdelingen de daarmee corresponderende arbeidsmarktaantekening heeft afgegeven. Daartoe hebben zij een lijst van namen van acht vreemdelingen, met v-nummers, overgelegd.
4.1
De rechtbank heeft in meergenoemde uitspraak van 16 december 2014 het beroep op het gelijkheidsbeginsel onder verwijzing naar dezelfde lijst van acht vreemdelingen verworpen. Nu eisers in onderhavige zaak in dit verband geen andere argumenten naar voren hebben gebracht, verwijst de rechtbank naar hetgeen hierover is overwogen in de uitspraak van 16 december 2014 (r.o. 6.3.2).
De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eisers voeren voorts aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de artikelen 8, 13 en 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in relatie tot (artikel 12) Richtlijn 2011/98, door onderscheid te maken in cultuur. Als gevolg van het sinds 2012 volgens hen door het UWV ten onrechte passeren van het destijds geldende Stappenplan Chinees-Indische Horeca en het vervolgens in 2013 eenzijdig intrekken van het Stappenplan, hebben tientallen Chinese restaurants wegens personeelsgebrek moet sluiten, hetgeen tot achteruitgang van de economie in de sector Aziatische horeca heeft geleid. Er is al jarenlang geen prioriteitgenietend aanbod van gekwalificeerde Nederlandse specialiteitenkoks beschikbaar. Nederlandse opleidingen om gekwalificeerde specialiteitenkoks op te leiden, hebben gefaald.
5.1
Hetgeen eisers aanvoeren biedt geen grond voor een ander oordeel dan hetgeen de rechtbank heeft overwogen in rechtsoverweging 6.4.1 van meergenoemde uitspraak van 16 december 2014. Zoals de rechtbank in die uitspraak heeft overwogen, geldt de Wav (nieuw) voor werkgevers van alle culturen en voor werknemers van alle nationaliteiten van derde landen en niet slechts voor (werkgevers en werknemers) in de Chinese horeca. De gevolgen van de wijze waarop het UWV in het verleden het Stappenplan Chinees-Indische Horeca heeft toegepast en waarop het Stappenplan is beëindigd, zijn geen gevolgen van de thans bestreden besluiten waarbij aan eisers geen vrije toegang tot de arbeidsmarkt is verleend. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de wijziging van artikel 4 Wav per 1 januari 2014 is doorgevoerd met als doel om uitsluitend de Chinese horeca te benadelen. Dat die wijziging wel nadelige gevolgen heeft voor werkgevers en werknemers in de Chinese horeca, maakt nog niet dat sprake is van discriminatie.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen onder 3.3.2.2 heeft artikel 12 van Richtlijn 2011/98 geen betrekking op een gelijk recht op (vrije) toegang tot de arbeidsmarkt voor werknemers uit derde landen.
De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eisers voeren voorts aan dat, gelet op de bijzondere omstandigheden waarin zij verkeren, verweerder ten onrechte heeft nagelaten een individuele belangenafweging te maken.
6.1
In de zaken waarin het beroep zich richt tegen de afgegeven arbeidsmarktaantekening, verwijst de rechtbank naar hetgeen is overwogen in meergenoemde uitspraak van 16 december 2014 (r.o. 6.5.2), waarin is geoordeeld dat in die situatie geen ruimte voor verweerder bestaat om een individuele belangenafweging te maken om in afwijking van artikel 4, tweede lid, Wav een arbeidsmarktaantekening af te geven op grond waarvan arbeid vrij is toegestaan.
6.2
In de zaken waarin het beroep zich richt tegen de afwijzing van de aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning omdat geen twv is overgelegd, is het bepaalde in artikel 3.31, eerste lid, Vb, zoals dat luidde ten tijde van de bestreden besluiten, van belang. Daarin is, voor zover hier van belang, bepaald dat de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, wordt verleend aan de vreemdeling die in Nederland arbeid in loondienst verricht of gaat verrichten, waarvoor een tewerkstellingsvergunning is afgegeven.
In het zesde lid is, voor zover hier van belang, bepaald dat in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, de verblijfsvergunning kan worden verleend.
6.2.1
In de Nota van Toelichting bij het Besluit van 23 november 2000 tot uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 (Vreemdelingenbesluit 2000) is bij artikel 3.31 Vb het volgende opgenomen (Staatsblad 2000, p. 497):
Artikel 3.31 voorziet in een aanspraak op de verlening van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst. Indien na toetsing aan prioriteitgenietend aanbod op de Nederlandse arbeidsmarkt een tewerkstellingsvergunning is afgegeven, staat daarmee het wezenlijk Nederlands belang vast en wordt de verblijfsvergunning verleend (eerste lid), tenzij niet wordt voldaan aan de algemene voorwaarden.[…]
Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, betekent dat nog niet dat de verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst niet kan worden verleend. Indien een tewerkstellingsvergunning anders dan na toetsing aan prioriteitgenietend aanbod op de Nederlandse arbeidsmarkt is afgegeven, of niet is vereist, kan eveneens een verblijfsvergunning worden verleend. Zo staat dit artikel niet de vergunningverlening in de weg aan de vreemdeling, die drie jaren arbeid heeft verricht waarvoor na toetsing aan het prioriteitgenietend aanbod op de Nederlandse arbeidsmarkt een tewerkstellingsvergunning was afgegeven, en die om die reden vrij is op de arbeidsmarkt, ook indien er met zijn werkzaamheden niet (langer) een wezenlijk Nederlands belang is gediend. De omstandigheden waaronder de vergunning ook daadwerkelijk zal worden verleend, zullen worden geregeld in de Vreemdelingencirculaire.”6.2.2 Uit artikel 3.31, eerste lid, Vb volgt dat voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid in loondienst als voorwaarde geldt, dat voor de te verrichten werkzaamheden een twv is afgegeven. Uit de Nota van Toelichting bij artikel 3.31 Vb, zoals hierboven aangehaald, volgt dat de wetgever de mogelijkheid van die voorwaarde af te wijken, als bedoeld in het zesde lid, heeft bedoeld voor de situatie dat een twv niet (meer) is vereist, zoals in de situatie dat een vreemdeling na drie jaar te hebben beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning vrij is op de arbeidsmarkt, als bedoeld in het toen geldende artikel 4, tweede lid, Wav (oud), en thans na vijf jaar, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, Wav (nieuw). Verweerder heeft zich daarom op goede gronden op het standpunt gesteld dat, omdat voornoemde termijn van vijf jaar in artikel 4, tweede lid, Wav dwingend is voorgeschreven en die termijn nog niet is verstreken, artikel 3.31, zesde lid, Vb geen grond biedt om af te wijken van het twv-vereiste om redenen die verband houden met het niet voldoen aan die termijn en de wijziging van artikel 4, tweede lid, Wav per 1 januari 2014. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de situatie van eisers valt onder een van de situaties zoals beschreven in het beleid van verweerder, neergelegd in de paragrafen B5/2.1.1 en B5/2.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), zoals die luidden ten tijde van belang, waarin verweerder met toepassing van artikel 3.31, zesde lid, Vb een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid verleent.
6.3
De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eisers voeren in reactie op de meergenoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 december 2014 en de door verweerder aangehaalde uitspraak van deze rechtbank van 5 december 2014 (ECLI:RBDHA:2014:14851) in vergelijkbare zaken, aan dat in die uitspraken de aangevoerde gronden niet in hun onderlinge samenhang zijn beoordeeld, maar slechts elke grond apart. Dit is volgens eisers rechtens onjuist, want juist hun onderlinge samenhang geeft de duidelijkheid, op grond waarvan eisers menen in aanmerking te mogen komen voor de gewenste arbeidsmarktaantekening, dan wel de verlenging van hun verblijfsvergunning. Eisers verzoeken daarom de rechtbank de aangevoerde beroepsgronden in onderhavige zaak (ook) in hun onderlinge samenhang te beoordelen.
7.1
Nu, zoals volgt uit hetgeen in het voorgaande is overwogen, elk van de aangevoerde beroepsgronden afzonderlijk geen grond biedt voor het oordeel dat verweerder ten onrechte het recht heeft toegepast zoals geldend vanaf 1 januari 2014, bieden die gronden in onderlinge samenhang bezien evenmin grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte het recht zoals dat geldt vanaf 1 januari 2014 heeft toegepast. Zoals volgt uit hetgeen is overwogen onder 6.1 en 6.2.2 biedt het bepaalde in artikel 4, tweede lid, Wav daarnaast geen ruimte voor een belangenafweging.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van der Kluit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2015.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1

AWB nummers en namen eisers

AWB 14/16744 [eiser 1] e.a.
AWB 14/16743 [eiser 2]
AWB 14/16088 [eiser 3]
AWB 14/16031 [eiser 4]
AWB 14/15955 [eiser 5]
AWB 14/16768 [eiser 6] e.a.
AWB 14/16627 [eiser 7]
AWB 14/16552 [eiser 8]
AWB 14/14351 [eiser 9]
AWB 14/14992 [eiser 10]
AWB 14/16733 [eiser 11]
AWB 14/15007 [eiser 12]
AWB 14/15001 [eiser 13]
AWB 14/14857 [eiser 14]
AWB 14/14753 [eiser 15]
AWB 14/16282 [eiser 16]
AWB 14/16058 [eiser 17]
AWB 14/16052 [eiser 18]
AWB 14/16767 [eiser 19] e.a.
AWB 14/16727 [eiser 20]
AWB 14/16219 [eiser 21]
AWB 14/14839 [eiser 22]
AWB 14/16782 [eiser 23]
AWB 14/16738 [eiser 24]
AWB 14/15044 [eiser 25]
AWB 14/16756 [eiser 26]
AWB 14/16286 [eiser 27]
AWB 14/16117 [eiser 28]
AWB 14/16095 [eiser 29]
AWB 14/16278 [eiser 30]
AWB 14/16737 [eiser 31]
AWB 14/16736 [eiser 32]
AWB 14/16714 [eiser 33]
AWB 14/16710 [eiser 34]
AWB 14/16709 [eiser 35]
AWB 14/16624 [eiser 36]
AWB 14/19197 [eiser 37]
AWB 14/16771 [eiser 38]
AWB 14/16023 [eiser 39]
AWB 14/17456 [eiser 40]
AWB 14/16739 [eiser 41]
AWB 14/16032 [eiser 42]
AWB 14/15967 [eiser 43]
AWB 14/14790 [eiser 44]
AWB 14/14776 [eiser 45]
AWB 14/16618 [eiser 46]
AWB 14/16580 [eiser 47]
AWB 14/16526 [eiser 48]
AWB 14/16492 [eiser 49]
AWB 14/16794 [eiser 50]
AWB 14/14789 [eiser 51]
AWB 14/16123 [eiser 52]
AWB 14/16741 [eiser 53]
AWB 14/16740 [eiser 54]
AWB 14/16734 [eiser 55]
AWB 14/16535 [eiser 56]
AWB 14/16563 [eiser 57]
AWB 14/16522 [eiser 58]
AWB 14/13996 [eiser 59]
AWB 14/13993 [eiser 60]
AWB 14/14859 [eiser 61]
AWB 14/14841 [eiser 62]
AWB 14/14835 [eiser 63]
AWB 14/16066 [eiser 64]
AWB 14/16751 [eiser 65]
AWB 14/16752 [eiser 66]
AWB 14/16258 [eiser 67]
AWB 14/16759 [eiser 68]
AWB 14/16757 [eiser 69]
AWB 14/16755 [eiser 70]
AWB 14/16754 [eiser 71]
AWB 14/16152 [eiser 72]
AWB 14/18953 [eiser 73]
AWB 14/18856 [eiser 74]
AWB 14/19274 [eiser 75]
AWB 14/19189 [eiser 76]
AWB 14/16798 [eiser 77]
AWB 14/16797 [eiser 78]
AWB 14/16780 [eiser 79]
AWB 14/16779 [eiser 80]
AWB 14/16774 [eiser 81]
AWB 14/16770 [eiser 82]
AWB 14/16796 [eiser 83]
AWB 14/16766 [eiser 84]
AWB 14/16763 [eiser 85]
AWB 14/16761 [eiser 86]
AWB 14/16760 [eiser 87]
AWB 14/17454 [eiser 88]
AWB 14/16804 [eiser 89]
AWB 14/16803 [eiser 90]
AWB 14/16802 [eiser 91]
AWB 14/16789 [eiser 92]
AWB 14/15102 [eiser 93]
AWB 14/16107 [eiser 94]
AWB 14/16748 [eiser 95] e.a.
AWB 14/16735 [eiser 96]
AWB 14/16732 [eiser 97]
AWB 14/16725 [eiser 98]
AWB 14/16786 [eiser 99] e.a.
AWB 14/16758 [eiser 100] e.a.
AWB 14/13941 [eiser 101]
AWB 14/16783 [eiser 102] e.a.
AWB 14/16722 [eiser 103]
AWB 14/16667 [eiser 104] e.a.
AWB 14/16591 [eiser 105]
AWB 14/16747 [eiser 106] e.a.
AWB 14/16742 [eiser 107] e.a.
AWB 14/16713 [eiser 108]
AWB 14/16699 [eiser 109] e.a.
AWB 14/16648 [eiser 110] e.a.
AWB 14/16630 [eiser 111]
AWB 14/17127 [eiser 112]
AWB 14/16800 [eiser 113] e.a.
AWB 14/16163 [eiser 114]
AWB 14/16156 [eiser 115]
AWB 14/16750 [eiser 116] e.a.
AWB 14/16749 [eiser 117]
AWB 14/16745 [eiser 118]

Bijlage 2

AWB nummers

14/15102
14/16535
14/16563
14/16591
14/16667
14/16722
14/16725
14/16732
14/16735
14/16741
14/16743
14/16744
14/16745
14/16749
14/16750
14/16751
14/16752
14/16794
14/16796
14/16802
14/16803
14/16107
14/16123
14/16258
14/14789
14/16522
14/16552
14/16627
14/16058
14/16282
14/16742
14/16747
14/16748
14/16779
14/16780
14/16783
14/16789
14/16797
14/16152
14/16156
14/16800
14/17127
14/16066
14/19189
14/19274
14/14841
14/14835
14/14859
14/16754
14/16755
14/16757
14/16763
14/16766
14/16734
14/16740
14/16759
14/16760
14/16770
14/16774
14/18856
14/16758
14/16786
14/17454
14/18953
14/16052
14/16767
14/16768
14/16804
14/13941
14/16630
14/16648
14/16699
14/16713
14/14992
14/14351
14/14753
14/14857
14/15001
14/15007
14/15955
14/16031
14/16088
14/16798
14/13993
14/13996
14/16219
14/14839

Bijlage 3

AWB nummers

14/16580
14/16618
14/16624
14/16709
14/16710
14/16714
14/16727
14/16733
14/16736
14/16737
14/16738
14/16095
14/16117
14/16756
14/16739
14/16163
14/19197
14/16492
14/16526
14/16761
14/17456
14/16023
14/16771
14/16278
14/16286
14/15044
14/14776
14/14790
14/15967
14/16032
14/16782