Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2015 in de zaak tussen
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.Op de vraag of hij op vakantie ging of zijn post definitief heeft verlaten, antwoordde hij vervolgens dat hij zijn post definitief in de steek heeft gelaten en dat hij daarom asiel heeft aangevraagd
.Daar komt bij dat verzoeker, zoals uitgelegd in de zienswijze, in verwarring was toen vragen werden gesteld over de geannuleerde werkvergunning, omdat hij niet eens wist dat er een werkvergunning in zijn paspoort zat. Verweerder ziet het antwoord van verzoeker dat hij op vakantie ging daarom ten onrechte niet in de context van de vraag. Verzoeker verwachtte niet dat de autoriteiten van [land] wisten van zijn informele ontslag en hij speculeerde daarom dat de vergunning misschien geannuleerd was omdat ze dachten dat hij op vakantie ging. Dat verzoeker heeft verklaard dat hij oorspronkelijk van plan was om weer op reis te gaan voor een ander contract, betekent niet méér dan dat hij aanvankelijk nog enig optimisme had omtrent de consequenties van zijn ontslagname. Hij kwam echter tot andere gedachten, omdat hij tijdens de terugreis het gevoel had dat iemand hem in de gaten hield, zoals hij ook heeft verklaard in het nader gehoor. Verder heeft verzoeker heeft uitgebreide verklaringen afgelegd over de slechte arbeidsomstandigheden, zijn besluit niet terug te keren en de gevolgen daarvan. Daarnaast heeft hij met authentieke documenten zijn identiteit en nationaliteit aangetoond, heeft verweerder geloofwaardig geacht dat verzoeker is uitgezonden naar [land] om te werken als verpleger en heeft verzoeker alle hem gestelde vragen beantwoord. Tot slot zijn er geen zwaarwegende negatieve omstandigheden aanwezig, zoals het presenteren van valse documenten. De algehele indruk is derhalve dat verzoeker de waarheid spreekt. Verweerder dient alle relevante elementen in onderlinge samenhang te wegen. Tot slot vormt het feit dat verzoekers werkvergunning is geannuleerd - hetgeen met een authentiek paspoort is aangetoond - een bewijs van het ontslag, aangezien het erop duidt dat de Cubaanse chef het ontslag aan de autoriteiten van [land] heeft doorgegeven. Bij twijfel had verweerder, die daartoe beter is uitgerust, op grond van de samenwerkingsplicht moeten onderzoeken onder welke omstandigheden een [[... van dat land]] werkvergunning kan worden geannuleerd. Verzoeker verwijst in dit verband zelf naar een artikel uit een [[... van dat land]] (arbeids)wet waaruit volgt dat ontslag van de werknemer een grond voor annulering is, en tijdelijke terugkeer vanwege vakantie niet.
Ik heb bovendien mijn post verlaten.” Vervolgens blijft verzoeker in de daaropvolgende vragen antwoorden dat hij definitief zijn post heeft verlaten en dat dit de reden is waarom hij in Nederland asiel aanvraagt. Daar komt verder bij dat verzoeker in de correcties en aanvullingen op het eerste gehoor, in het nader gehoor en in de zienswijze al heeft verklaard dat hij vanwege het harde werken ook wel op vakantie wilde en hij in juli 2015 ook in aanmerking zou komen voor vakantie. De verklaring van verzoeker dat hij dacht dat de [[... van dat land]] autoriteiten nog niet van zijn informele ontslagname op de hoogte waren en dat hij daarom speculeerde dat vakantie wellicht de reden voor annulering was, komt de voorzieningenrechter dan ook niet vreemd voor. Verder is niet in geschil dat verzoeker in het nader gehoor zijn ontslagname handhaaft en hierover in het nader gehoor eenduidige en consistente verklaringen heeft afgelegd. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de uitleg van verzoeker dat hij oorspronkelijk van plan was om op een nieuw contract te gaan werken, maar dat hij daar later van af zag en asiel aanvroeg omdat hij het gevoel had dat hij tijdens zijn reis naar Amsterdam werd gevolgd, niet geloofwaardig is. De verklaring van verzoeker in het nader gehoor dat hij het idee had dat een andere Cubaan die ook in het vliegtuig zat, hem tijdens de vliegreis in de gaten hield, heeft verweerder immers niet ongeloofwaardig geacht. De motivering van verweerder dat ongeloofwaardig is dat verzoeker de consequenties pas later zou hebben ingezien, nu verzoeker hoogopgeleid is, acht de voorzieningenrechter ontoereikend.