ECLI:NL:RBDHA:2016:10034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging; toets op verschoonbaarheid van termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging. De aanvraag was ingediend door de referent, die op 26 maart 2015 een verblijfsvergunning asiel had verkregen. De aanvragen voor de mvv nareis voor de eiseressen zijn echter pas op 31 juli 2015 ingediend, wat meer dan drie maanden na de verlening van de verblijfsvergunning was. De rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van de referent is om de aanvraag tijdig in te dienen en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar is. De verweerder heeft in dit geval consistent beleid toegepast en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent niet alles heeft gedaan wat hij behoorde te doen om de aanvragen tijdig in te dienen, en dat er geen sprake was van overmacht. De rechtbank verklaart het beroep van de eiseressen ongegrond en wijst op het ontbreken van een proceskostenveroordeling.