ECLI:NL:RBDHA:2016:10080
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak kapsalon te Delft door gebrek aan bewijs
Op 26 augustus 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een kapsalon te Delft op 30 oktober 2015. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. Tijdens de zitting op 12 augustus 2016 heeft de officier van justitie, mr. M.A. Fikenscher, gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen werd verklaard voor het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.M. Verkuil, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was.
De tenlastelegging betrof het opzettelijk in brand steken van de kapsalon, waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden was te duchten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er brand was ontstaan in de kapsalon, die zich bevond in een verzorgingstehuis, en dat de brandweer de bovenliggende woningen had moeten ontruimen. Er waren sporen van brandstichting aangetroffen, waaronder een jerrycan met motorbenzine en vluchtige stoffen in de kapsalon.
Echter, de rechtbank concludeerde dat de dactylografische sporen en DNA-sporen die op een aangetroffen plastic tas en handschoenen waren gevonden, onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen. De sporen konden ook op andere manieren op de objecten terecht zijn gekomen. De rechtbank oordeelde dat er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting kon aantonen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.