ECLI:NL:RBDHA:2016:10328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
29 augustus 2016
Zaaknummer
VK-16/17528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Roma uit Servië als kennelijk ongegrond door de rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in de beroepen van drie Roma-eisers uit Servië die asielaanvragen hadden ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Servië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, hebben beroep ingesteld tegen deze afwijzing en verzocht om voorlopige voorzieningen ter voorkoming van uitzetting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers afkomstig zijn uit Servië en Roma zijn. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, waaronder de slechte economische situatie en de medische noodzaak van eiser 2, gewogen tegen de informatie die verweerder had over de situatie in Servië. De rechtbank concludeert dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Servië voor hen als Roma niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar verschillende rapporten en informatiebronnen die de status van Servië als veilig land ondersteunen.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij in Servië niet de bescherming kunnen krijgen die zij nodig hebben, en dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvragen kennelijk ongegrond zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/17528, AWB 16/17533, AWB 16/17545 (beroepen) en
AWB 16/17529, AWB 16/17538, AWB 16/17546 (verzoeken)
V-nummers: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 25 augustus 2016 in de zaken tussen
[naam eiser 1] , eiser en verzoeker, hierna: eiser 1,
[naam eiser 2] , eiser en verzoeker, hierna: eiser 2,
[naam eiseres] , eiseres en verzoekster, hierna: eiseres,
mede namens haar twee minderjarige kinderen:
[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum 4] ,
[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum 5] ,
gezamenlijk: eisers en verzoekers, hierna: eisers,
gemachtigde mr. H.K. Westerhof,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. T. Boekholt.

Procesverloop

Bij besluiten van 5 augustus 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Eisers hebben tevens voorlopige voorzieningen verzocht ter voorkoming van uitzetting hangende beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. F. Boone, waarnemer voor hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser 1 is geboren op [geboortedatum 1] , eiser 2 op [geboortedatum 2] en eiseres op [geboortedatum 3] . Op 29 juli 2016 hebben eisers aanvragen ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- eisers zijn afkomstig uit Servië en hebben de Servische nationaliteit;
- eisers zijn Roma;
- eiser 2 is ziek en eisers kunnen zijn medische behandeling niet betalen;
- eisers zijn vertrokken uit economische motieven.
3. Verweerder gelooft de identiteit, nationaliteit en etniciteit van eisers. Dat eisers de medische behandeling voor eiser 2 niet kunnen bekostigen is volgens verweerder een beroep op de slechte financiële situatie van eisers. Voor zover eisers zich beroepen op de relatief slechte economische situatie in Servië stelt verweerder dat de verklaringen van eisers niet in strijd zijn met algemeen beschikbare informatie. Daarom worden de verklaringen van eisers op dit punt geloofwaardig geacht.
4 Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Servië wordt beschouwd als een veilig land van herkomst. Hiertoe is van belang dat Servië partij is bij onder meer het Vluchtelingenverdrag, het Anti-Folterverdrag, het Internationaal verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Ook zijn Serviërs sinds 2009 niet langer visumplichtig en is aan Servië de status van kandidaat-lidstaat verleend. Niet alleen is Servië door verweerder als veilig land van herkomst aangewezen, ook uit rapporten van de Europese Commissie van 10 november 2015, de European Asylum Support Office (EASO) van 4 mei 2015 en het Country Report on Human Rights Practices for 2014 van het US State Department kan deze conclusie worden getrokken. Dit heeft tot gevolg dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat er geen rechtsgrond is voor verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. Eisers moeten in dat geval aannemelijk maken dat Servië zijn verdragsverplichtingen jegens hen niet nakomt. Eisers zijn daar volgens verweerder niet in geslaagd. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat de autoriteiten niet in staat zijn hun voldoende bescherming en hulp te bieden. Evenmin is gebleken dat zij afdoende om hulp of bescherming hebben gevraagd. Eisers hebben daarom niet aannemelijk gemaakt dat Servië voor hen als Roma geen veilig land van herkomst is en komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw, aldus verweerder.
5. Eisers stellen dat Servië niet zonder meer als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Zij hebben zich hiertoe beroepen op de conclusie van de Staatsraad Advocaat-Generaal van 20 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2040). Eisers trekken hieruit de conclusie dat verweerder met de door hem gehanteerde bronnen onvoldoende heeft gemotiveerd dat Servië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De regeling waarbij Servië als veilig land is aangewezen is dan ook onverbindend. De stelling dat Servië niet kan gelden als veilig land van herkomst, in ieder geval niet voor Roma, hebben eisers onderbouwd met een voortgangsrapportage van de Europese Commissie van 11 oktober 2015, een rapport van the Council of Europe, Commissioner for Human Rights van 8 juli 2015, een rapport van het US State Department van 25 juni 2015, een Amnesty International jaarrapport 2014/1015 van 25 februari 2015, een jaarrapport van Human Rights Watch van 29 januari 2015, een bericht van het European Roma Rights Centre van 20 maart 2014, berichtgeving van de Bertelsmann Foundation uit 2014, een resolutie van het Europese Parlement (2015/2892(RSP)) van 28 januari 2016, een rapport van Civil Rights Defenders van mei 2015, een rapport van USDOS van 25 juni 2015, een bericht van Amnesty International van 25 april 2014 en een rapport van Schweizerische Flüchtlingshilfe van 9 december 2014. Volgens eisers is in Servië discriminatie jegens Roma structureel en verankerd in de samenleving. Roma worden niet alleen door andere burgers gediscrimineerd, waar de overheid weinig aan kan of wil doen, ook in het onderwijs, de gezondheidszorg en bij huisvesting komen discriminatie en achterstelling op grote schaal voor. Deze feiten en omstandigheden kunnen volgens eisers aangemerkt worden als systematische vervolging/discriminatie. Eisers zijn verder van mening dat zij met hun relaas aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer te vrezen hebben voor problemen die internationale bescherming rechtvaardigen. Eisers zijn vanwege de ziekte van eiser 2 en om economische redenen uit Servië vertrokken. Eisers koppelen dit nadrukkelijk aan hun Roma afkomst.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
Op grond van artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kan bij ministeriële regeling een lijst worden opgesteld van veilige landen van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
In artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb, zijnde de implementatie van artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn, en in artikel 3.37e, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) is bepaald dat de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is, dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.
Verweerder onderzoekt, zoals is neergelegd in artikel 3.105ba, derde lid, van het Vb en artikel 3.37e, tweede lid, van het VV, de situatie in derde landen die zijn aangemerkt als veilige landen van herkomst regelmatig opnieuw.
Op grond van artikel 3.37f, derde lid, van het VV zijn als veilige landen van herkomst als bedoeld in artikel 3.105ba, eerste lid, van het Vb aangewezen de landen die zijn opgenomen in bijlage 13 bij deze regeling. In bijlage 13 bij het VV is Servië als veilig land van herkomst aangemerkt. Deze bijlage is gepubliceerd in de Staatscourant van 12 februari 2016, nr. 8083 en de dag nadien in werking getreden.
7. De bewijslast dat een land als veilig kan worden aangemerkt, rust op verweerder.
Verweerder heeft bij zijn beoordeling dat Servië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt alle in artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb 2000 uitdrukkelijk voorgeschreven informatiebronnen betrokken. Verweerder heeft zich immers gebaseerd op het onderzoek door de Europese Commissie van 10 november 2015 ten behoeve van het opstellen van een Europese lijst van veilige landen van herkomst, dat is verricht op basis van informatie van onder meer de EDEO, EASO, de Raad van Europa en de UNHCR, zoals het in artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vb geïmplementeerde artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn voorschrijft. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de ministeriele regeling van 10 november 2015, voor zover Servië daarbij door middel van een wijziging van bijlage 13 van het VV is aangemerkt als veilig land van herkomst, op dit punt niet in strijd is met de hiervoor vermelde bepalingen, noch met de Procedurerichtlijn.
De stelling van eisers, dat uit de conclusie van de Staatsraad Advocaat-Generaal van 20 juli 2016 volgt dat verweerder met de door hem gehanteerde bronnen onvoldoende heeft gemotiveerd dat Servië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, kan daarom niet slagen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers evenmin aannemelijk gemaakt dat Servië voor hen als Roma niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder in de voornemens die voorafgingen aan de bestreden besluiten uitvoerig, onder aanhaling van de rapportage van de Europese Commissie van 10 november 2015, de EASO van mei 2015, en het US Department of State (Country report on human rights practices for 2014), uiteengezet heeft dat de Servische autoriteiten in de praktijk de verdragsverplichtingen nakomen en dat zij stappen hebben ondernomen om geweld en discriminatie tegen minderheden terug te dringen. Uit de door eisers overgelegde informatie kan niet worden afgeleid dat leden van de Roma bevolkingsgroep geen bescherming kunnen vragen tegen dreigend geweld of tegen discriminatie.
9. De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt dat niet gebleken is dat
eisers door discriminatie vanwege hun Roma-afkomst zodanig in hun bestaansmogelijkheden worden beperkt dat zij in Servië onmogelijk op sociaal en maatschappelijk gebied kunnen functioneren. Eiser 1 is naar school gegaan (zevende klas lagere school) en eiser 2 had toegang tot speciaal onderwijs voor kinderen met gedragsproblemen. Ook heeft eiser 1 tot vijf jaar geleden gewerkt in onder meer de bouw en als houthakker. Eiser 1 heeft verklaard dat zij kinderbijslag (voor de kinderen van eiseres, zijn huidige partner) en bijstand hebben ontvangen. Eiseres heeft verklaard dat zij alleen kinderbijslag kreeg en zo nu en dan enige geldelijke ondersteuning. Ook hadden eisers de beschikking over eigen paspoorten waarmee zij Servië zonder problemen konden uitreizen. Niet is gebleken dat eiser 2 geen toegang had tot medische voorzieningen. Eisers hebben tot slot niet aannemelijk gemaakt dat zij zich tot de (hogere) autoriteiten hebben gewend om hulp te krijgen bij toegang tot de arbeidsmarkt, bij huisvesting en medische zorg voor eiser 2. Gelet hierop hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat Servië in hun specifieke omstandigheden niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Ter zitting is verzocht de voorlopige voorzieningen toe te wijzen of aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in het hoger beroep van verweerder tegen de uítspraak van de voorzieningenrechter van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 10 augustus 2016. Hoewel daarbij ook de discussie speelt of verweerder - gezien de in de onder rechtsoverweging 5 genoemde conclusie van 20 juli 2016 opgenomen bewijslastverdeling - Kosovo op de lijst van veilige landen heeft kunnen plaatsen, gaat het in die zaak om de beoordeling van de specifieke (persoonlijke) omstandigheden van de vreemdeling. Deze stelde bij terugkeer naar Kosovo het slachtoffer te worden van eerwraak (Kanun), waartegen de autoriteiten van Kosovo geen adequate bescherming zouden kunnen bieden. Deze zaken zijn derhalve niet vergelijkbaar, zodat het verzoek om aanhouding wordt afgewezen.
Gezien de ongegrondverklaring van de beroepen ziet de rechtbank geen aanleiding voor het treffen van voorlopige voorzieningen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaken met nummers AWB 16/17528, 16/17533 en 16/17545:
- verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaken met nummers AWB 16/17529, 16/17538, 16/175456
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2016
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op de beroepen, kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.