ECLI:NL:RBDHA:2016:10412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
C/09/514963 / HA ZA 16-849
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige rechtspraak en voorlopige voorzieningen in wrakingsverzoek

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2016, hebben eisers [A] en [B] een incident ingediend tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De eisers vorderden onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat er sprake was van onrechtmatige rechtspraak, waarvoor de Staat aansprakelijk zou zijn. Tevens vroegen zij om een voorlopige voorziening die de Staat zou verplichten om te voorkomen dat de rechtbank Noord-Holland verder zou gaan met de behandeling van faillissementsverzoeken tegen hen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland bij de afhandeling van het wrakingsverzoek van [A c.s.] fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat zij tegen de beslissing van de wrakingskamer geen rechtsmiddel openstaat. De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/514963 / HA ZA 16-849
Vonnis in incident van 24 augustus 2016
in de zaak van

1.[A] ,

2.
[B],
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. J.M.R. Vlaar te Budel,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid & Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M. Dijkstra te Den Haag.
Partijen zullen hierna [A c.s.] en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 juli 2016, tevens houdende een incidentele vordering, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende de conclusie van antwoord op de incidentele vordering, met producties.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vorderen [A c.s.] dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat jegens [A c.s.] sprake is (geweest) van onrechtmatige rechtspraak, waarvoor de Staat aansprakelijk is, zodat de Staat aldus gehouden is de voor [A c.s.] hieruit voortvloeiende schade te vergoeden;
II bij wege van schadevergoeding in natura de Staat op te dragen te bevorderen dat het wrakingsverzoek van thans [A c.s.] alsnog ter terechtzitting van de rechtbank wordt behandeld, door daartoe de rechtbank Midden-Nederland aan te zoeken als behandelende rechterlijke instantie;
althans een zodanige beslissing neemt en/of zodanige voorziening treft als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, alles met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
2.2.
In het incident vorderen [A c.s.] dat de rechtbank bij voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
I de Staat beveelt dat zijn orgaan de rechtbank Noord-Holland iedere actie of feitelijke handeling dient te staken en gestaakt te houden die ertoe strekt of kan strekken dat met de mondelinge behandeling van de bij die rechtbank aanhangige verzoeken tot faillietverklaring van [A c.s.] wordt voortgegaan en/of daarin wordt beslist, op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat in strijd met dit bevel wordt gehandeld;
II de Staat beveelt zich te onthouden van enige actie (enig feitelijk handelen daaronder nadrukkelijk begrepen) die ertoe strekt of kan strekken dat voormeld bevel illusoir is of wordt gemaakt;
althans een zodanige voorziening treft die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, alles met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
2.3.
Aan deze incidentele vordering leggen [A c.s.] , samengevat, het volgende ten grondslag. De wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland heeft bij de voorbereiding van haar beslissing van 5 juli 2016 op het wrakingsverzoek van [A c.s.] , waartegen geen rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan, zodanige fundamentele rechtsbeginselen geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken, althans heeft zij blijk gegeven van een onbehoorlijke taakvervulling respectievelijk verwijtbaar nalatig handelen aangezien:
a. a) het wrakingsverzoek van [A c.s.] is afgewezen zonder dat een mondelinge behandeling daarvan heeft plaatsgevonden;
b) anders dan de wrakingskamer overweegt, in het onderhavige geval wraking van alle rechters van de rechtbank Noord-Holland mogelijk is;
c) de wrakingskamer niet heeft onderkend dat er in het onderhavige geval sprake is van objectieve feiten en omstandigheden waardoor [A c.s.] in hun bejegening zijn getroffen en die ook aan de rechter die het faillissementsverzoek behandelt zijn toe te rekenen. Hierdoor hoeft deze rechter niet zelf te worden gewraakt en hoeven geen op deze rechter persoonlijk gerichte argumenten te worden aangevoerd.
2.4.
De Staat voert gemotiveerd verweer in het incident.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6.
Volgens het bepaalde in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat een voorlopige voorziening wordt getroffen voor de duur van het geding, mits deze samenhangt met de hoofdvordering en zich leent om als voorlopige voorziening gegeven te worden.
2.7.
In zowel de hoofdzaak als in het incident is aan de orde of de onderhavige beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland als onrechtmatige rechtspraak dient te worden aangemerkt.
2.8.
Naar voorlopig oordeel van de rechtbank zal in de hoofdzaak het verweer van de Staat dat [A c.s.] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering slagen, gelet op het volgende.
2.9.
Ingevolge vaste jurisprudentie is slechts sprake van onrechtmatige rechtspraak indien (i) bij de voorbereiding van een rechterlijke beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken, en (ii) tegen die beslissing geen rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan.
2.10.
Artikel 39 lid 5 Rv bepaalt dat tegen de beslissing van de wrakingskamer op een wrakingsverzoek geen voorziening openstaat. Tot de doorbrekingsgronden voor een appèlverbod behoort onder meer schending van fundamentele rechtsbeginselen als hiervoor bedoeld onder (i). Dit brengt mee dat, als [A c.s.] zich op het standpunt stellen dat van een dergelijke schending sprake is, het op hun weg ligt tegen de onderhavige beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland hoger beroep in te stellen.
2.11.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering in het incident wordt afgewezen.
2.12.
Omdat de beslissing tot afwijzing van de incidentele vordering is gebaseerd op een voorlopig oordeel, zal de rechtbank de beslissing over de proceskosten van het incident aanhouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.In de hoofdzaak verder

Bepaling van een comparitie van partijen
1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het griffiedossier en zal een comparitie van partijen bevelen. De doelen van die zitting zijn het verkrijgen van nadere feitelijke en juridische inlichtingen, het onderzoeken van de mogelijkheden tot een schikking of een verwijzing naar een mediator, het eventueel geven van voorlopige oordelen over de geschilpunten en/of over de bewijslastverdeling en/of het bepalen van het verdere verloop van de procedure.
Instructies voor en informatie over de comparitie van partijen
2. In de regel ontvangen de advocaten over enige tijd van de rechtbank een zogenaamd instructieformulier. Daarin kan de comparitierechter een agenda van de ter zitting te bespreken onderwerpen aankondigen en/of aan de advocaten nadere instructies geven, waaronder het produceren van bepaalde bewijsstukken en overige bescheiden, schriftelijke getuigenverklaringen of een reactie op bepaalde stellingen/verweren. Daarnaast kunnen de advocaten zo nodig zelf relevante extra informatie voorafgaand aan de zitting produceren, met een korte toelichting op de relevantie daarvan.
3. De advocaten moeten deze extra processtukken
uiterlijk twee weken voor de comparitiedatum hebben ingezonden per brief aan het CNA-bureau, briefadres Paleis van Justitie, CNA-bureau kamer P2-1415, Postbus 20302, 2500 EH ’s-Gravenhage, met vermelding van de naam van de comparitierechter en de datum en het tijdstip van de zitting, en met gelijktijdige kopie aan de advocaat/advocaten van de wederpartij(en).
4. In geval van een vordering in reconventie dient eveneens
uiterlijk twee weken vóór de zittingsdatumper brief een conclusie van antwoord in reconventie te zijn ontvangen door het CNA-bureau en door de advocaat/advocaten van de wederpartij(en) op de hiervoor in rov. 3 vermelde wijze.
5. Samenhangende zaken zoals een hoofdzaak en een vrijwaringzaak zullen zoveel mogelijk tegelijkertijd op dezelfde zitting worden behandeld. De rechtbank verzoekt de partijen en hun advocaten om zich tevoren op de hoogte te stellen van de inhoud van alle dossiers, ook in de samenhangende zaak/zaken waarin zij geen partij zijn.
6. Voor de comparitiezitting is in beginsel anderhalf uur gereserveerd. Partijen en hun advocaten doen er goed aan rekening te houden met enige uitloop.
7. Tijdens de comparitie zal de rechter feitelijke vragen stellen aan partijen zelf, onder meer over de voorgeschiedenis van de geschilpunten. Deze vragen kunnen het beste worden beantwoord door degenen die bij die voorgeschiedenis en overige feiten betrokken waren. Partijen doen er daarom verstandig aan om deze betrokkenen mee te nemen naar de zitting. Een partij kan ook een eigen deskundige meenemen naar de comparitie. De rechtbank verzoekt de desbetreffende advocaat om een en ander zo spoedig mogelijk schriftelijk aan het CNA-bureau van de rechtbank en aan de advocaat/advocaten van de wederpartij(en) te laten weten. De kosten die gemaakt moeten worden om deze betrokkenen of deskundigen op de comparitie aanwezig te laten zijn, komen en blijven voor rekening van de partij die hen meeneemt ter zitting.
8. De advocaten krijgen ter comparitie de gelegenheid om mondeling een bondige toelichting en/of reactie te geven op de juridische geschilpunten. Zij kunnen geen pleitnotities voordragen, tenzij de rechter dit ruim tevoren heeft toegestaan. De advocaten kunnen daartoe uiterlijk binnen twee weken na de datumbepaling een gemotiveerd schriftelijk verzoek bij het CNA-bureau indienen.
9. Op gezamenlijk verzoek van alle partijen kan de rechtbank de zaak ter comparitie doorverwijzen naar een mediator. Een schikking tussen partijen ter zitting wordt in executoriale vorm vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst in het proces-verbaal.
10. Indien tijdens de comparitie geen schikking tot stand komt, wordt verkort proces-verbaal opgemaakt van hetgeen ter zitting naar voren is gekomen. Dat proces-verbaal wordt ter zitting opgesteld en ondertekend door partijen, of met toestemming van partijen achteraf buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Een griffier is daartoe ter zitting of op afroep beschikbaar. De comparitierechter bepaalt in dat proces-verbaal ook het verdere procesverloop na de zitting.
11. Als een partij niet op de comparitie verschijnt of niet reageert op verzoeken uit het instructieformulier kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen maken die zij geraden en gepast acht, ook in het nadeel van die partij.
Verzoeken om uitstel van de comparitie van partijen
12.
Alle uitstelverzoekenwegens verhinderingen, overmacht, klemmende redenen of lopende onderhandelingen over een schikking moeten
schriftelijkworden gedaan aan het
CNA-bureauvan de rechtbank per faxbrief op
070-3811549of per email aan
cna-bureau.rb.den.haag@rechtspraak.nl,met gelijktijdige kopie aan de advocaat/advocaten van de wederpartij(en), met vermelding van de naam van de comparitierechter, de datum en het tijdstip van de zitting, en onder opgave van de verhinderdata voor de eerstkomende drie maanden. Dit faxnummer en dit mailadres van het CNA-bureau zijn niet bestemd voor het insturen van processtukken.
12. De rechtbank zal elk verzoek tot uitstel van de comparitie wegens verhinderingen afwijzen dat niet
binnen twee wekenna een ambtshalve datumbepaling van de zitting is ontvangen of dat is ontvangen na een datumbepaling in overleg met partijen, tenzij er sprake is van overmacht of klemmende redenen.
12. Voor volgens rov. 13 in beginsel te late verzoeken tot
uitstelvan de comparitie wegens lopende onderhandelingen over een schikking geldt het volgende strikte beleid. De comparitie van partijen zal als hoofdregel doorgang vinden, ook in het geval van laat maar alsnog serieus op gang gekomen onderhandelingen over een schikking. In dat geval is de rechtbank partijen en hun advocaten ter zitting graag behulpzaam bij het afronden van die onderhandelingen en bij het eventueel vastleggen van een minnelijke regeling in het proces-verbaal. Indien een schikking ter zitting onmogelijk blijkt, zullen daarna ter zitting alsnog nadere feitelijke en juridische inlichtingen worden ingewonnen en zal de comparitierechter tot slot het verdere procesverloop bepalen.
12. Een uitzondering op de hoofdregel van rov. 14 maakt de rechtbank slechts in de twee gevallen dat
alle betrokken advocatenhet CNA-bureau van de rechtbank
uiterlijk twee werkdagen voor de zitting schriftelijk hebben berichtdat a) de zaak op eenstemmig verzoek moet worden verwezen naar een mediator of dat b) de procedure kan worden doorgehaald wegens een alsnog getroffen schikking. Desgewenst kan de rechtbank in dat laatste geval een door of namens alle partijen getekende en vóór de zitting ontvangen vaststellingsovereenkomst aanhechten aan een door de rechtbank buiten aanwezigheid van partijen en in executoriale vorm op te maken proces-verbaal.
12. In alle andere gevallen gaat de comparitie van partijen op het (reeds lang) geplande tijdstip door, verwacht de rechtbank alle partijen en hun advocaten op de zitting, en zal de rechtbank de procedure voordien ook niet naar de parkeerrol verwijzen. Daarbij wijst de rechtbank partijen en hun advocaten op de regels in de voorgaande rovv. 11 en 14.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
beveelt een persoonlijke verschijning van partijen zelf - rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die goed van de feiten op de hoogte is en die bevoegd is tot het treffen van een minnelijke regeling - samen met hun advocaten, met de hiervoor aangegeven doelen en met in achtneming van al het hiervoor bepaalde, op een nader te bepalen datum en tijdstip ten overstaan van (een) nader te bepalen comparitierechter(s);
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 1554