ECLI:NL:RBDHA:2016:1049
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning Turkse zelfstandige
Op 19 januari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak van een Turkse verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg in verband met zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als zelfstandige. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B. Aydin, had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel arbeid als zelfstandige, welke was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening connex is aan het bezwaar van verzoeker tegen het eerdere besluit van 13 oktober 2015, dat eveneens was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de stukken beoordeeld en geconcludeerd dat de overgelegde documenten niet nieuw zijn en geen aanleiding geven om het eerdere besluit te heroverwegen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde omdat verzoeker niet had onderbouwd dat er sprake was van gelijke gevallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.