ECLI:NL:RBDHA:2016:10823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende aanvraag verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, die eerder een asielaanvraag had ingediend die was afgewezen, verzocht om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De staatssecretaris verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk en vaardigde een inreisverbod uit voor de duur van twee jaar. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 augustus 2016 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigden waren wel aanwezig. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiser het medische stuk, dat hij ter onderbouwing van zijn aanvraag had overgelegd, reeds in de eerdere procedure had kunnen en moeten indienen. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die de aanvraag konden onderbouwen, en dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag nog steeds van toepassing was.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de medische situatie van zijn vrouw en de vermeende onjuistheid van de informatie in de memo van de IND beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van Bahaddar-omstandigheden, die een uitzondering op de regels zouden rechtvaardigen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.