ECLI:NL:RBDHA:2016:1092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om doorstroming naar de functie van senior medewerker Gebiedsgebonden Politie in het kader van het loopbaanbeleid

Op 4 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie als verweerder. De zaak betreft een verzoek van de eiser om door te stromen naar de functie van senior medewerker Gebiedsgebonden Politie (GGP). Eiser had eerder een aanvraag ingediend in het kader van de hernieuwde openstelling van het loopbaanbeleid, neergelegd in de circulaire Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Politie (HAP II). De korpschef heeft het verzoek van eiser op 19 maart 2015 afgewezen, omdat de overgelegde prestatie- en/of potentieelbeoordeling niet voldeed aan de vereisten. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 23 juli 2015. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 januari 2016 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij voldeed aan de voorwaarden voor doorstroming naar de functie van senior GGP. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de korpschef ten onrechte geen betekenis heeft gehecht aan de door eiser overgelegde stukken, die aantonen dat hij potentieel geschikt was voor de functie. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd, gezien de bijzondere omstandigheden van eiser, waaronder het ontbreken van een beoordeling in de periode van 2011-2012.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2016 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. K. Kromhout),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. J.E. Allaart en A.J.M. Zwiep).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om doorstroming naar de functie van senior gebiedsgebonden politie (GGP) afgewezen.
Bij besluit van 23 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is op 26 januari 2004 aangesteld bij de voormalige regiopolitie Haaglanden en met ingang van 31 januari 2010 werkzaam in de functie medewerker algemene politiezorg B (thans: generalist GGP).
2. Op 10 november 2014 heeft eiser in het kader van de hernieuwde openstelling (voor de voormalige regiopolitie Haaglanden) van het loopbaanbeleid, neergelegd in Bijlage 6 van de Circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie, tweede tranche (HAP II), zoals nadien aangevuld, een aanvraag ingediend om door te stromen naar de functie van senior GGP. Eiser heeft zijn aanvraag onder meer onderbouwd met een functioneringsverslag van 4 december 2012, met een begeleidend schrijven van 3 november 2014 van [persoon A], toenmalig ploegchef, en met een begeleidend schrijven van 3 november 2014 van [persoon B], teamchef. Verder heeft hij ter informatie bijgevoegd een prestatie- en potentieelbeoordeling over de periode van 4 februari 2013 tot en met 30 april 2014 ondertekend op 30 april 2014.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op de grond dat de overgelegde prestatie- en/of potentieelbeoordeling niet voldoet aan het vereiste dat deze uiterlijk is vastgesteld op 31 december 2012 of waarvan het gehele proces van beoordeling is doorlopen in 2012 en waarbij alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit begin 2013 heeft plaatsgevonden.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat in de periode van 1 november 2008 tot 31 december 2012 geen beoordeling van eisers functioneren is opgesteld, zodat hij niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. De wel overgelegde stukken doen daaraan niet af volgens verweerder.
5. Eiser voert in beroep aan dat hij ten tijde van belang (vòór 31 december 2012) aan alle voorwaarden voldeed om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Verweerder is ten onrechte voorbij gegaan aan de door eiser bij zijn aanvraag overgelegde stukken waaruit blijkt dat hij ten tijde van belang potentieel geschikt was voor doorstroming naar de functie van senior GGP.
Voor zover al een oordeel over de potentiële geschiktheid in een prestatie- en potentieelbeoordeling van vóór 31 december 2012 zou moeten zijn vastgelegd, kan het ontbreken daarvan eiser niet worden tegengeworpen. In dat geval dient het ontbreken van een oordeel over de potentiële geschiktheid door verweerder te worden hersteld door alsnog een prestatie- en potentieelbeoordeling te laten opstellen.
6. In het verweerschrift stelt verweerder dat hij terecht geen betekenis heeft toegekend aan de door eiser bij zijn aanvraag overgelegde stukken. Voor zover echter de rechtbank dit oordeel niet juist zou achten, blijkt volgens verweerder uit deze stukken dat eiser eind 2012 nog niet potentieel geschikt werd geacht voor de functie van senior GGP.
7.1.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
7.2.
Voor het toepasselijke beleid verwijst de rechtbank naar de uitgebreidere weergave daarvan in het bestreden besluit. De rechtbank volstaat hier met het volgende. Het loopbaanbeleid van Bijlage 6 van HAP II is per 1 januari 2013 beëindigd, zodat ook bij de hernieuwde openstelling is vereist dat vóór 31 december 2012 aan de voorwaarden voor promotie is voldaan. Vereisten om in aanmerking te komen voor de functie van senior GGP zijn onder meer en voor zover thans van belang:
- de medewerker dient in het bezit te zijn van een prestatie- en/of potentieel beoordeling die niet ouder is dan 1 november 2008 en de terugwerkende krachtregeling gaat niet verder terug dan tot 1 november 2010;
- voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling heeft betrekking op het daadwerkelijk functioneren in de GGP, niet op andere gebieden;
- als werkzaamheden door omstandigheden niet te beoordelen zijn, dan valt er geen beoordeling over de GGP op de maken. Hiermee is de aanvraag onvolledig en wordt niet aan alle criteria voldaan om door te stromen op grond van HAP II.
- de medewerker is in het bezit van een prestatie- en/of potentieel beoordeling die uiterlijk is vastgesteld op 31 december 2012 of waarvan het gehele proces van beoordeling is doorlopen in 2012 en waarbij alleen de bekrachtiging door de beoordelingsautoriteit begin 2013 heeft plaatsgevonden;
- in voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling is voor ieder beoordelingsaspect ten minste het cijfer 7 gegeven;
- uit voornoemde prestatie- en/of potentieel beoordeling blijkt bovendien dat de medewerker in potentie geschikt is voor een volgende loopbaanstap in het bijzonder senior GGP.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval de afwijzing van de aanvraag van eiser in redelijkheid niet heeft kunnen handhaven.
De rechtbank acht op zichzelf genomen het beleid dat er een beoordeling moet worden overgelegd met een positieve potentieelbeoordeling die ziet op een periode gelegen tussen 1 november 2008 en 1 januari 2013 en dat deze uiterlijk begin januari 2013 moet zijn geformaliseerd, niet onredelijk. Echter in de bijzondere omstandigheden van eiser had verweerder in redelijkheid aanleiding moeten zien hiervan af te wijken. Ten aanzien van eiser was immers geen beoordeling in de periode van 2011-2012 opgemaakt, omdat hij daarvan had afgezien aangezien hij meende niet aan de destijds nog geldende vereiste score 8 op alle aspecten te kunnen voldoen. In die omstandigheden had verweerder aanleiding moeten zien te onderzoeken of eiser op grond van het wel overgelegde verslag van het functioneringsgesprek van 4 december 2012 en de verklaringen van de voormalig teamchef en ploegchef voldeed aan de inhoudelijke vereisten om in aanmerking te komen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Het functioneringsgesprek ziet immers op de periode van 10 maart 2012 tot 4 december 2012 en is dus relevant. Het ontbreken van een prestatie- en potentieelbeoordeling over de periode van 2011-2012 kon in redelijkheid niet ten laste van eiser worden gelaten, juist omdat de hernieuwde openstelling van het HAP II-beleid zijn oorzaak vond in het feit dat het vereiste van een score op alle gezichtspunten van tenminste 8 werd gewijzigd in tenminste 7.
Het standpunt van verweerder dat het voldoen aan de inhoudelijke vereisten voor doorstroming naar de functie van senior GGP uitsluitend kan blijken uit een beoordeling volgt de rechtbank niet. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3226) waarin de positieve potentieelbeoordeling (in die uitspraak aangeduid als verwachte geschiktheid) bleek uit afwijzingen van sollicitaties naar de functie van senior GGP.
7.4.
Anders dan verweerder aanvoert kan uit dit functioneringsverslag en de verklaring van [persoon A] niet in redelijkheid worden afgeleid dat eiser vóór eind 2012 niet op alle aspecten op tenminste het niveau 7 functioneerde. Evenmin kan daaruit in redelijkheid worden afgeleid dat eiser vóór eind 2012 niet potentieel geschikt geacht werd voor de functie van senior GGP. In de genoemde stukken komt uitdrukkelijk naar voren dat eiser wel potentieel geschikt wordt geacht voor de functie van senior GGP. Immers daarin wordt de ambitie van eiser om senior GGP te worden “realistisch” of “niet onrealistisch” genoemd.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de verklaring van [persoon A] voor zover daarin staat:
“Mijn doel hierin is geweest om van [eiser] een toekomstige sterke kandidaat te maken, mocht er op termijn (1 á 2 jaar) een senior vacature vacant komen.”
niet kan worden afgeleid dat [persoon A] heeft bedoeld dat eiser pas over één á twee jaar potentieel geschikt is voor de functie van senior GGP.
In de een na laatste alinea van zijn verklaring schrijft [persoon A] immers:
“Met dit schrijven wil ik, rapporteur, aangeven dat [eiser] destijds in potentie geschikt was (is) om door te groeien naar seniormedewerker.”
In dat licht kan met de termijn van één á twee jaar slechts zijn bedoeld de verwachte termijn waarop een vacature vrij komt.
Dat eiser zich op bepaalde aspecten van zijn functioneren nog moest ontwikkelen doet aan zijn potentiële geschiktheid niet af. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat “in potentie geschikt” niet betekent dat de betrokkene al op alle aspecten van zijn functioneren volledig geschikt is, maar naar verwachting binnen een redelijke termijn geschikt zal zijn.
7.5.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder zal met in achtneming van het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van eiser moet worden uitgegaan van een functioneren boven de norm en een verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen. De ingangsdatum van de bevordering zal 1 januari 2013 of eerder dienen te zijn, omdat eiser in ieder geval per 1 januari 2013 voldeed aan de voorwaarden voor doorstroming naar de functie van senior GGP.
7.6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 23 juli 2015;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-. aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.488,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.