ECLI:NL:RBDHA:2016:10975
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 september 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had op 2 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een VOG voor de functie van verzorgende IG, maar deze werd op 11 december 2015 afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de vier jaren voorafgaand aan de aanvraag meerdere veroordelingen heeft gehad voor diefstal, wat volgens de staatssecretaris een belemmering vormt voor de afgifte van de VOG. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het objectieve criterium had toegepast, waarbij de justitiële gegevens van eiseres in overweging zijn genomen. Eiseres voerde aan dat de beoordeling van het subjectieve criterium onjuist was, omdat het tijdsverloop in haar voordeel had moeten worden meegewogen. De rechtbank stelde echter vast dat het tijdsverloop zowel in het voordeel als in het nadeel van de aanvrager kan uitvallen, afhankelijk van de omstandigheden.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de belangenafweging die hij had gemaakt, deugdelijk had gemotiveerd en dat er geen grond was voor het oordeel dat de afwijzing van de VOG onterecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.