ECLI:NL:RBDHA:2016:11124

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking omzetbelasting en administratieplicht van ondernemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een V.O.F. en de inspecteur van de Belastingdienst over een informatiebeschikking die was afgegeven op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De eiseres, een onderneming die zich bezighoudt met de reparatie en handel in tweedehands auto’s, was van mening dat de informatiebeschikking onterecht was gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedrijfsactiviteiten van eiseres haar kwalificeerden als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uitvoerig stilgestaan bij de administratieve verplichtingen van eiseres en de bevindingen van het boekenonderzoek dat door de Belastingdienst was uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft voldaan aan haar administratieplicht, met name de bewaarplicht, en dat de informatiebeschikking terecht is afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sluitende voorraadadministratie was en dat er negatieve kassaldi waren, wat duidt op een gebrekkige administratie.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 16/4173
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september in de zaak tussen

V.O.F. [eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: G.G. Berloth),

en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor Rotterdam, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 13 april 2016 op het bezwaar van eiseres tegen de informatiebeschikking, gegeven op de voet van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2016.
Namens eiseres is [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. [C] en [D] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De bedrijfsactiviteiten van eiseres bestaan uit de reparatie van personenauto’s en de handel in tweedehands auto’s. Zij is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. De firmanten van eiseres zijn [A] ( [A] ) en zijn echtgenote [E] ( [E] ).
2. Op 11 februari 2015 is verweerder begonnen aan een boekenonderzoek bij eiseres. Op 27 oktober 2015 is van dit onderzoek een concept-controlerapport uitgebracht dat in kopie tot de stukken behoort. In paragraaf 4.1 van het concept-controlerapport is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“2010
Op 28 augustus wordt een bedrag van € 5.000 in de zakelijke kas gestort vanuit privé. Dit bedrag werd echter niet opgenomen van een van de privé bankrekeningen (in totaal zijn er 5 privé-bankrekeningen) van [ [A] en [E] ]. Zonder deze storting in de kas loopt het kasboek op 14-10-2010 € 5.241 negatief.
(…)
2011
Op 11 juli 2011 wordt op de privé bankrekening een kasstorting gedaan van € 600. Deze opname is niet genoteerd in het kasboek. Indien deze kasstorting naar privé in het kasboek wordt verwerkt loopt het kasboek op 22 september 2011 € 578 negatief.
(…)
2012
Op 26 maart 2012 wordt een bedrag van € 4.750 contant op de privé Rabobank rekening gestort.
In het kasboek wordt dit bedrag niet vermeld. Indien deze kasstorting naar privé in het kasboek wordt verwerkt loopt het kasboek op 31-12-2012 € 4.639 negatief.
(…)
2014
Op 5 augustus 2014 wordt er een bedrag van € 1.000 cash op de privé Rabobank rekening gestort. Dit bedrag is niet vermeld in het kasboek. Indien dit bedrag in het kasboek wordt verwerkt gaat het kasboek op 30 december € 908 negatief lopen.
Tevens is als controle middel voor de omzetverantwoording een vermogens-vergelijking over de gecontroleerde jaren opgesteld.
Deze vermogens vergelijking gaat als bijlage bij het rapport.
De uitkomst van de vermogensvergelijking van [ [A] en [E] ] geeft de volgende uitkomsten aan:
2010 netto privé € 5.562
2011 netto privé € 11.623
2012 netto privé € - 4.950
2013 netto privé € -22.513
2014 netto privé € - 990
In deze vermogensvergelijking zijn de uitgaven voor eten, drinken en kleding niet meegenomen. Een reëel privé( voor eten/drinken en kleding etc) is voor een huishouden van 2 volwassen personen € 10.000 per jaar.
Gezien de uitkomst van de vermogensvergelijking van het jaar 2011 is dit een reëel netto privé.”
3. Op basis van de bij het boekenonderzoek opgedane bevindingen heeft verweerder eiseres de onderhavige informatiebeschikking gegeven. De informatiebeschikking is gedagtekend 7 december 2015 en daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Tijdens het bij u ingestelde boekenonderzoek voor de jaren 2010 tot en met 2014 is gebleken dat niet is voldaan aan de administratieve verplichtingen van artikel 52 van de AWR (…). Omdat niet is voldaan aan de hierboven genoemde verplichtingen ontvangt u op grond van artikel 52a van de AWR deze informatiebeschikking voor de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014.
(…)
Op 27 oktober 2015 heb ik u een controlerapport verstuurd. De conclusies in dit rapport zijn als volgt:
- U heeft niet voldaan aan de bewaarplicht (zie hoofdstuk 2 van het rapport);
- U heeft geen voorraad administratie overgelegd tijdens het boekenonderzoek;
- Uit uw administratie blijkt dat het kasboek herhaaldelijk negatief loopt, zie hoofdstuk 4.1 van het controle rapport;
- Het netto privé is in de jaren 2010, 2012 t/ m 2014 te laag of negatief, zie hiervoor de vermogensvergelijkingen in de bijlage bij het rapport;
Ik heb u (…) verzocht om, mocht u mijn conclusies ten aanzien van het kasboek en de vermogensvergelijking niet delen, mij voor 15 november 2015 van bewijsstukken te voorzien aan de hand waarvan ik kan vaststellen dat er geen negatieve kassen zijn geweest en met bewijsstukken te onderbouwen dat de uitkomsten van de vermogensvergelijkingen niet kloppen. Voorts verzocht ik u om, indien aanwezig, alsnog een sluitende voorraadadministratie te overleggen.
Op 11 november 2015 heb ik een brief van uw boekhouder, de heer Berloth, ontvangen met de mededeling dat op korte termijn geen gehoor zal worden gegeven aan dit verzoek.
Op 17 november 2015 heb ik u nogmaals in de gelegenheid gesteld om op het rapport te reageren (…)
Tot op heden heb ik niets ontvangen.
Op grond van de conclusies in het rapport stel ik vast dat u niet aan uw administratieplicht (met name de bewaarplicht) uit hoofde van artikel 52 van de AWR heeft voldaan. Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking die is gebaseerd op artikel 52a van de AWR.”
4. In geschil is of de informatiebeschikking terecht is gegeven. Eiseres stelt dat dit niet het geval is en heeft daarvoor – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verweerder inzage heeft gehad in de volledige administratie die geen gebreken vertoont en voldoet aan de wettelijke eisen. Eiseres stelt verder dat verweerder blijft vasthouden aan gegevens, interpretaties en berekeningen die eerder door haar als onjuist ter zijde zijn geschoven. De informatiebeschikking is, aldus eiseres, slechts gegeven om ondanks het rammelende boekenonderzoek te kunnen komen tot omkering van de bewijslast. Eiseres concludeert daarom tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de beschikking.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres administratieplichtig is in de zin van artikel 52, tweede lid, van de Awr. Op grond van het eerste lid van dit artikel zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
6. Zoals blijkt uit de citaten in overweging 3 is de informatiebeschikking gegeven omdat niet is voldaan aan de bewaarplicht, een voorraadadministratie ontbreekt, zich negatieve kassaldi voordoen en sprake is van een te laag of negatief bedrag aan netto-privéuitgaven.
7. Uit het concept-controlerapport komt naar voren dat het niet voldoen aan de bewaarplicht in hoofdzaak ziet op de omstandigheid dat facturen door een computercrash niet digitaal bewaard zijn. Nu, zoals eiseres onweersproken heeft gesteld, de papieren versies van deze facturen echter wel bewaard zijn gebleven, leidt het ontbreken van de digitale versies van de facturen niet tot de conclusie dat eiseres niet heeft voldaan aan haar bewaarplicht. Van de overige bescheiden die volgens verweerder niet zijn bewaard, is onvoldoende duidelijk geworden dat die bescheiden daadwerkelijk aanwezig zijn geweest. Niet aannemelijk is geworden dat eiseres niet heeft voldaan aan de bewaarplicht.
8. Onderhavige informatiebeschikking heeft uitsluitend betrekking op de omzetbelasting. Het wel of niet bijhouden van een voorraadadministratie is niet van invloed op het tijdig en tot de juiste bedragen boeken van de ontvangsten en uitgaven ter zake waarvan omzetbelasting moet worden voldaan of kan worden teruggevraagd. Het ontbreken van een voorraadadministratie leidt er op zichzelf dus niet toe dat de fiscale verplichtingen van eiseres, voor zover die betrekking hebben op de omzetbelasting, niet duidelijk uit de administratie blijken.
9. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de storting in de kas in 2010 van € 5.000 afkomstig is van een van haar bankrekeningen. Zij heeft echter geen bewijsstukken overgelegd waaruit die bankopname blijkt. Dat zij dat niet heeft gedaan omdat zij van mening is dat verweerder dat bankafschrift al gezien moet hebben ten tijde van de controle, komt voor haar rekening en risico. Voor de negatieve kassaldi in de overige jaren heeft eiseres ter zitting aangevoerd dat de desbetreffende geldstortingen afkomstig zijn van verkopen die [A] in privé heeft gedaan van onder meer tot zijn privévermogen behorende verzamelobjecten op het gebied van de autoracerij. Ook heeft zij ter zitting aangevoerd dat [E] inkomsten uit loondienst had. Eiseres heeft echter ter onderbouwing van deze verklaringen geen bewijsstukken overgelegd. Nu zij verder heeft verklaard dat die looninkomsten van [E] niet contant werden uitbetaald, kunnen die gestelde inkomsten in ieder geval geen verklaring zijn voor de herkomst van de desbetreffende geldstortingen. Eiseres heeft dan ook geen afdoende verklaring gegeven voor de negatieve kassaldi.
10. De bijlagen bij het concept‑controlerapport bevatten onder meer de vermogensvergelijkingen over de jaren 2010 tot en met 2014. De vermogensvergelijkingen zijn zo opgesteld dat die resulteren in een bruto privé en, na aftrek van een bedrag aan benoemde posten, in het netto privé. Van de benoemde posten zijn specificaties bijgevoegd en daaruit blijkt dat daarin geen uitgaven voor voedsel, drank en kleding zijn begrepen. De vermogensvergelijkingen over 2010 en 2011 resulteren in een positief netto-privé van respectievelijk € 5.562 en € 11.623 en die over 2012, 2013 en 2014 in een negatief netto privé van respectievelijk € 4.950, € 22.513 en € 990. Met hetgeen eiseres heeft aangevoerd en overgelegd heeft zij deze uitkomsten niet ontzenuwd. Zoals hiervoor al is overwogen heeft eiseres geen bewijsstukken overgelegd van de door haar gestelde, niet in de vermogensvergelijkingen voorkomende, looninkomsten van [E] . Zij heeft desgevraagd evenmin kunnen concretiseren in welke periode [E] die inkomsten uit loondienst heeft gehad. Ter zitting heeft eiseres blijk gegeven verder niet bereid te zijn feiten en omstandigheden aan te dragen en met bescheiden te onderbouwen waaruit de onjuistheid van de vermogensvergelijkingen zou kunnen blijken. Zij heeft verklaard daartoe pas te willen overgaan na ontvangst van een definitief controlerapport.
11. Gezien hetgeen is vermeld in overwegingen 9 en 10, heeft verweerder met het concept-controlerapport en de daarbij behorende bijlagen, aannemelijk gemaakt dat eiseres haar administratie niet op een zodanige wijze heeft gevoerd dat haar fiscale verplichtingen daaruit te allen tijde duidelijk blijken. Eiseres heeft met hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd en overgelegd, het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat de informatiebeschikking terecht is gegeven. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van H . van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.