ECLI:NL:RBDHA:2016:11576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
C/09/516928 / KG RK 16-1467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 september 2016 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, dat betrekking had op een civiele zaak tussen verzoeker en belanghebbende over gebreken aan een woning. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 1 augustus 2016, terwijl de comparitie van partijen op 11 juli 2016 had plaatsgevonden. De verzoeker stelde dat hij zich aangevallen voelde door de vragen van de kantonrechter en dat deze vooringenomen was. De kantonrechter en belanghebbende ontkenden echter dat er sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien er drie weken waren verstreken tussen de comparitie en het indienen van het verzoek. De verzoeker had geen toereikende verklaring gegeven voor deze vertraging. Daarom werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard en werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/45
zaak-/rekestnummer: C/09/516928/ KG RK 16-1467
zaaks- en rolnummer: 4922324 CV EXPL 16-1829
datum beschikking: 19 september 2016
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.M. Stevers;
strekkende tot wraking van:
mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende:
[belanghebbende] ,
gemachtigde: [gemachtigde belanghebbende] .

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Bij de kantonrechter te Leiden is een civiele zaak aanhangig tussen verzoeker en belanghebbende met betrekking tot, zakelijk weergegeven, gebreken aan een woning die belanghebbende van verzoeker heeft gekocht. Op 11 juli 2016 heeft in de zaak een comparitie van partijen plaatsgevonden. Na sluiting van de zitting is de zaak verwezen naar de rol van 10 augustus 2016 voor het wijzen van vonnis.
1.2.
Bij brief van 1 augustus 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. De kantonrechter heeft bij brief van 17 augustus 2016 verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek. Het proces-verbaal van de zitting op 11 juli 2016 en de zittingsaantekeningen van de griffier maken ook deel uit van het wrakingsdossier. In een e-mail van 4 september 2016 heeft belanghebbende zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 5 september 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen. De kantonrechter heeft schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te verschijnen. Ook belanghebbende heeft te kennen gegeven niet aanwezig te zullen zijn.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat hij aan de zitting een naar gevoel heeft overgehouden. Hij voelde zich aangevallen door de vragen die de kantonrechter hem stelde in verband met het bereiken van een minnelijke schikking. Volgens verzoeker hield de rechter alleen hem, en niet belanghebbende, voor dat hij “voor de totale schadeclaim” veroordeeld zou kunnen worden. Dit gebeurde na de eerste schorsing van de zitting waarin partijen tevergeefs een minnelijk oplossing hadden onderzocht. Volgens verzoeker was de rechter op dat moment vooringenomen en partijdig. Als gevolg van de houding van de rechter werd de positie van verzoeker in de onderhandelingen met belanghebbende verzwakt.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter heeft aangevoerd dat partijen ter comparitie gelijkwaardig de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten nader toe te lichten. De zitting is geschorst teneinde partijen de gelegenheid te geven om te onderzoeken of een minnelijke schikking mogelijk was. De kantonrechter heeft partijen daarbij het procesrisico voorgehouden. Volgens de kantonrechter is van vooringenomenheid of partijdigheid geen sprake.

5.Het standpunt van belanghebbende

Belanghebbende heeft verklaard dat partijen ter comparitie gelijkwaardig de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten nader toe te lichten. Van vooringenomenheid of partijdigheid was volgens belanghebbende geen sprake.

6.De beoordeling

6.1.
Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra er feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden.
6.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is gedaan nu er tussen de comparitie van partijen op 11 juli 2016 en het op 1 augustus 2016 bij de rechtbank binnengekomen wrakingsverzoek drie weken zijn verstreken. Reeds ter terechtzitting van 11 juli 2016 zijn de gewraakte opmerkingen en handelingen van de kantonrechter bij verzoeker bekend geworden. Verzoeker heeft ter terechtzitting geen wrakingsverzoek gedaan. Hij heeft er ook voor gekozen om ter zitting geen bezwaren tegen de gang van zaken naar voren te brengen.
6.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat er omstandigheden denkbaar zijn, die er toe zouden kunnen nopen dat een wrakingsverzoek niet direct ter terechtzitting wordt ingediend, ook al zijn de feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, reeds ter terechtzitting bekend geworden. Door verzoeker is echter geen toereikende verklaring gegeven waarom hij drie weken heeft gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. De enkele omstandigheid dat hij niet lichtvaardig wilde overgaan tot het indienen van een wrakingsverzoek rechtvaardigt niet dit tijdsverloop.
6.4.
Het verzoek tot wraking is dan ook te laat gedaan en verzoeker zal daarom niet- ontvankelijk worden verklaard.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de belanghebbende p/a [gemachtigde belanghebbende] ;
• de kantonrechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Verbeek, H.W. Vogels en D.G.J. Dop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2016.