ECLI:NL:RBDHA:2016:11754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
SGR 16/3774
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.C.M. van den Hoek, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door A.M. Snijders. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat haar mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 46,70 procent, na eerder een percentage van 48,40 procent te hebben vastgesteld. Eiseres ontving sinds 6 januari 2014 een WIA-uitkering en had melding gedaan van een verslechterde gezondheidstoestand, waarbij zij was gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische onderzoeken beoordeeld, waarbij de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) betrokken waren. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiseres ingebrachte informatie niet voldoende was om de vastgestelde beperkingen te herzien. Eiseres betoogde dat haar psychische klachten en rugklachten niet adequaat waren beoordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met haar situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het Uwv om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen, in stand blijft. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/3774

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.C.M. van den Hoek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: A.M. Snijders).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 48,40 procent.
Bij besluit van 7 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 46,70 procent.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2016.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt met ingang van 6 januari 2014 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,69 procent. Op 17 juni 2015 heeft eiseres bij verweerder melding gedaan van een verslechterde gezondheidstoestand per 15 juni 2015. Zij heeft daarbij vermeld dat zij sinds de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is gediagnosticeerd met borderline persoonlijkheidsstoornis. Daardoor is zij erg gevoelig, heeft zij stemmingswisselingen en is zij passief suïcidaal, aldus eiseres.
2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres bij het primaire besluit vastgesteld op 48,40 procent. Bij het bestreden besluit heeft verweerder haar mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 46,70 procent omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) andere functies heeft geduid. Dit heeft echter geen gevolgen voor het recht, de hoogte of de duur van haar uitkering omdat zij ongewijzigd 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt wordt geacht.
3. Eiseres betoogt dat haar beperkingen als gevolg van haar psychische klachten zijn onderschat. Zij kan niet tegen conflicten en heeft veel last van negatieve stemmingen. Als gevolg van haar psychische klachten heeft eiseres in het verleden verschillende werkgevers gehad waarbij zij niet langdurig kon werken. Zo werden haar contracten niet verlengd doordat eiseres een gebrek aan empathie heeft en niet foutloos kon werken. Het werken zorgde bij eiseres juist voor burn-outs en depressies. Eiseres betoogt voorts dat verweerder meer en zwaardere beperkingen had moeten aannemen als gevolg van haar rugklachten.
4. Eiseres is op 13 augustus 2015 onderzocht door primaire verzekeringsarts Asgarali. De verzekeringsarts heeft op deze datum een rapport opgemaakt dat is gebaseerd op dossieronderzoek, een door eiseres ingevulde vragenlijst en het psychisch onderzoek tijdens het spreekuur. De verzekeringsarts heeft geen lichamelijk onderzoek gedaan omdat de fysieke klachten gelijk zouden zijn gebleven. Naar aanleiding van de informatie van de psycholoog van eiseres heeft de verzekeringsarts op 7 oktober 2015 een aanvullend rapport opgemaakt. De verzekeringsarts concludeert in de rapporten dat eiseres op adequate wijze reageert. Er zijn geen bijzonderheden waarneembaar ten aanzien van aandacht, concentratie en overige cognitieve functies. De stemming van eiseres is somber, het affect vervlakt. Er is sprake van enige agitatie. Tijdens het gesprek zijn er geen aanwijzingen voor psychopathologie of ernstige persoonlijkheidsproblematiek gevonden. De verzekeringsarts schrijft dat de reeds aangenomen beperkingen ten aanzien van het persoonlijk functioneren moeten worden gehandhaafd. Daarnaast worden er meer beperkingen aangenomen ten aanzien van de aard en de ernst van die beperkingen. Vanwege de stemmingsklachten, persoonlijkheidskenmerken en concentratieproblemen is eiseres aangewezen op een duidelijke gestructureerde taak zonder afleidingen en zonder een hoog handelingstempo. Daarnaast moet zij vanwege initiatiefverlies kunnen terugvallen op derden. De urenbeperking van 25 uur per week zal tijdelijk gecontinueerd worden op basis van energetische gronden en omdat de behandeling van eiseres enkele uren per week in beslag neemt. De beperkingen als gevolg van haar rugklachten worden gecontinueerd. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
5. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verzekeringsarts (b&b) Jansen op 4 december 2015 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd. Omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is, werd medisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. De verzekeringsarts b&b concludeert dat geen aanleiding bestaat om de FML te herzien. Eiseres voldoet namelijk niet aan de criteria voor volledige medische arbeidsongeschiktheid. De primaire verzekeringsarts heeft terdege rekening gehouden met de psychische klachten van eiseres. Hoewel de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis pas later is gesteld, waren de klachten al bekend uit het verleden. Dat de klachten van eiseres nu een naam hebben, doet de aard daarvan niet veranderen. Omdat een urenbeperking is vastgesteld, is ruimschoots rekening gehouden met eventuele dagtherapie en recuperatie. Uit de informatie van de psycholoog van eiseres blijkt voorts dat zij in staat wordt geacht een dagstructuur aan te brengen en een balans te maken tussen activiteit en rust, plezierige activiteiten en verplichtingen. Volgens de verzekeringsarts b&b zal een dagtaak in de vorm van passende arbeid of vrijwilligerswerk hierin ondersteuning bieden en psychohygiënisch werken. Omdat tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts niet is gebleken dat de fysieke situatie van eiseres is veranderd en observatie en inspectie geen aanleiding gaven tot uitgebreider lichamelijk onderzoek, zijn er geen veranderingen in de FML ten aanzien van dynamische handelingen, statische houdingen en de aanpassing aan fysieke omgevingseisen opgenomen.
6. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De rechtbank overweegt daartoe dat de primaire verzekeringsarts eiseres psychisch heeft onderzocht en de informatie van haar psycholoog bij de oordeelsvorming heeft betrokken. De rechtbank stelt vast dat de door eiseres in beroep overgelegde brief van psychotherapeut Bos en van 24 augustus 2016 en de psychiatrische rapportage van PsyQ geen nieuwe medische informatie bevatten waaruit blijkt dat de psychische klachten van eiseres zijn onderschat. De rechtbank overweegt voorts dat eiseres op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat haar rugklachten zijn toegenomen. Haar betoog ter zitting dat vanwege de rugklachten een grotere urenbeperking had moeten worden aangenomen slaagt dan ook niet. Zoals de primaire verzekeringsarts in de rapportage van 13 augustus 2015 heeft toegelicht, is de urenbeperking niet aangenomen vanwege de rugklachten van eiseres, maar vanwege haar beperkte energetische belastbaarheid en omdat zij in behandeling is.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de beperkingen van eiseres onjuist in de FML zijn vastgelegd. De stelling van eiseres ter zitting dat haar werkcoach zou hebben gezegd dat zij niet op de arbeidsmarkt kan worden geplaatst, maakt dat niet anders. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht spelen bij de kansen op de arbeidsmarkt ook niet-medische aspecten zoals werkervaring en arbeidsverleden mee.
7. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige b&b de volgende functies voor eiseres geselecteerd: “productiemedewerker industrie (samenstellen van producten)” (sbc-code 111180), “inpakker (handmatig)” (sbc-code 111190), “samensteller kunststof en rubberproducten” (sbc-code 271130).
8. Eiseres betoogt dat de geduide functies niet passend zijn. De arbeidsdeskundige b&b meent dat zij arbeid moet kunnen verrichten waarbij zij indien nodig kan terugvallen op collega’s en leidinggevenden. Collega’s en leidinggevenden zijn echter juist vaak de oorzaak van haar problemen en eiseres kan hen niet vermijden. Zij moet daarom op deskundigen kunnen terugvallen. Bovendien heeft eiseres onvoldoende energie om de functies uit te oefenen. Eiseres betoogt ten aanzien van de functie “inpakker (handmatig)” dat daarbij veelvuldig moet worden getild en frequent voorwerpen moeten worden gehanteerd. Daartoe is zij vanwege haar rugklachten niet in staat.
9. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. Zoals hiervoor is overwogen gaat de rechtbank uit van de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen. Voor zover sprake is van signaleringen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende uiteengezet waarom die signaleringen er niet toe leiden dat de geduide functies niet passend zijn. Het is de rechtbank niet gebleken dat de belastbaarheid van eiseres met de geselecteerde functies wordt overschreden.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.