ECLI:NL:RBDHA:2016:11858

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting horeca-inrichting in Den Haag

Op 29 september 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, twee horecaondernemers, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag, dat op 13 september 2016 de sluiting van hun horeca-inrichting voor onbepaalde tijd heeft bevolen. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de sluiting onterecht is.

Tijdens de zitting op 29 september 2016 zijn de verzoekers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij het besluit van 13 september 2016 werd geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat een sluiting voor onbepaalde tijd in dit geval te zwaar was, gezien de voorgeschiedenis tussen partijen en het feit dat er slechts één keer was waargenomen dat er tegen betaling alcoholische dranken en voedsel werden verstrekt.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de burgemeester het door verzoeker 1 en verzoeker 2 betaalde griffierecht moet vergoeden, en veroordeelde de burgemeester in de proceskosten van de verzoekers. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van een constructief gesprek tussen de betrokken partijen, gezien de procedures en het daarmee gemoeide gemeenschapsgeld. Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 16/7668 (verzoeker 1)
SGR 16/7713 (verzoeker 2)

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] , te [woonplaats] , verzoeker 1,

(gemachtigde: mr. M. van Duijn),

[verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoeker 2,

(gemachtigde: mr. J. van Lunen),
tegen

de burgemeester van Den Haag, verweerder,

(gemachtigde: mr. E.P. Alonso).

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2016 heeft verweerder de sluiting bevolen van horeca-inrichting [adres] voor onbepaalde tijd.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2016.
[verzoeker 1] en [persoon] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het besluit 13 september 2016 wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter acht in beginsel spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de gevraagde voorziening aanwezig. De voorzieningenrechter zal beoordelen aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel en zo nodig een belangenafweging of er ook voldoende spoedeisend belang is om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen.
2 De voorzieningenrechter is van oordeel dat een sluiting voor onbepaalde tijd in dit geval te zwaar en daarom niet passend is, gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen en de omstandigheid dat er slechts één keer is waargenomen dat tegen betaling (alcoholische) dranken en voedsel zijn verstrekt in het pand. Verder is van belang dat er ook mensen in het pand wonen en er sprake is van multiproblematiek. Er zijn uit het dossier geen aanwijzingen dat het niet geloofwaardig is dat verzoekers zijn gestopt met het tegen betaling aanbieden van (alcoholische) dranken en voedsel. Reeds om die reden wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
De voorzieningenrechter merkt verder op dat deze zaak zich bij uitstek leent voor intensief overleg tussen alle betrokken partijen. Zoals ook blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2016 worden verbalisanten toegelaten tot het pand en is er bij verzoekers ruimte om het gesprek aan te gaan. De voorzieningenrechter vindt het daarom een gemiste kans dat er geen constructief gesprek plaatsvindt, al dan niet met een bemiddelaar, gelet op alle procedures en het daarmee gemoeide gemeenschapsgeld.
3 Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het door verzoeker 1 en verzoeker 2 betaalde griffierecht van respectievelijk € 168,- en € 334,- vergoedt.
4 De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- voor verzoeker 1 en € 992,- voor verzoeker 2 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.