Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 november 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens akte eiswijziging, met producties;
- het tussenvonnis van 20 januari 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 3 maart 2016.
- de akte na comparatie van de zijde van [X BV] , met producties;
- de antwoordakte na comparatie tevens akte tot eisvermindering van de zijde van [de curator] .
- de akte aan de zijde van [E] .
2.De feiten
(…)
3.Het geschil
in conventie
- een bedrag van € 11.711,08 als restant koopprijs;
- de voorwaardelijke koopprijs van de goodwill van € 35.000, met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2013;
- vergoeding voor het aan de zieke werknemer doorbetaalde loon van € 6.416, met de wettelijke rente vanaf de dag der onverschuldigde betaling.
4.De beoordeling
in conventie
pro forma’ (letterlijk: ‘voor de vorm’) zijn gebruikt en dat, zoals [de curator] q.q. betoogt, het slechts om een ‘administratieve exercitie’ zou gaan en ‘een werkdocument’ zou betreffen, doet aan de dwingende bewijskracht van de akte niet af omdat de gekozen bewoordingen daartoe niet bepalend zijn. Zij kunnen in de context van de gebeurtenissen bovendien goed begrepen worden. Omdat partijen onderhandeld hadden over de hoogte van de vermindering van de koopprijs en hadden afgesproken dat de afspraak in een finaal document – een addendum bij de koopovereenkomst – zou worden opgenomen, is de term
pro formabegrijpelijk en kan [de curator] q.q. niet volhouden dat aan de
pro formaovereenkomst geen betekenis toekomt. De curator zou op grond van artikel 151 lid 2 Rv mogen worden toegelaten om tegenbewijs te leveren dat de in de akte opgenomen verklaring niet overeenstemt met de werkelijkheid, maar de curator heeft onvoldoende gesteld om tot dit tegenbewijs te worden toegelaten. Daarmee staat vast dat [X BV] de koopprijs met het bedrag van € 47.300,-, zoals overeengekomen, mocht verlagen. Zoals de curator zelf onderkent, resteert dan in dit opzicht in beginsel geen schuld meer van [X BV] .
pro formaovereenkomst opgenomen instemming door BTV met verlaging van de goodwill buitengerechtelijk vernietigd op grond van artikel 42 Faillissementswet (hierna Fw). Op grond van artikel 42 lid 2 Fw kan een rechtshandeling worden vernietigd indien zowel de verkoper als de koper wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn. De curator heeft zich daarbij beroepen op het bewijsvermoeden van artikel 43 lid 1 aanhef en onder 1° Fw waarbij wetenschap van benadeling wordt vermoed aan beide zijden te bestaan indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld is verricht, binnen een jaar voor de faillietverklaring, de schuldenaar zich daartoe niet reeds voor de aanvang van die termijn had verplicht en het een rechtshandeling betreft waarbij sprake is van ongelijke waarde van de prestaties. Dit wettelijk bewijsvermoeden is een uitzondering op de stelplicht en bewijslastverdeling van artikel 42 Fw. Het bewijsvermoeden vindt zijn rechtvaardiging in het verdachte karakter van de rechtshandeling, namelijk in het volle bewustzijn dat de schuldeisers erdoor worden benadeeld. Het slechts voldoen aan de vereisten van artikel 43 Fw is echter onvoldoende voor een beroep daarop (vergelijk HR 29 november 2013, NJ 2014, 9). De curator moet derhalve eerst omstandigheden stellen waaruit het verdachte karakter blijkt, alvorens het aan [X BV] is om het bewijsvermoeden van benadeling te ontzenuwen en aannemelijk te maken dat geen sprake is van geweest van wetenschap van benadeling. Er zijn door de curator evenwel geen verdachte omstandigheden gesteld; het enkele feit dat de rechtshandeling binnen een jaar voor faillissement is verricht en de enkele stelling dat [X BV] wist dat BTV failliet zou gaan, is daartoe onvoldoende. Dat betekent dat de buitengerechtelijke vernietiging door [de curator] q.q. derhalve niet rechtsgeldig is geschied en geen doel treft. De vordering van de curator zal worden afgewezen.