ECLI:NL:RBDHA:2016:12017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en overdracht aan Kroatië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een man van Iraanse nationaliteit, een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had eerder in Oostenrijk asiel aangevraagd, en de Oostenrijkse autoriteiten hadden Kroatië verzocht om eiser over te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheidsvaststelling correct was en dat Kroatië tijdig heeft gereageerd op het verzoek van verweerder.
Eiser voerde aan dat hij nooit een asielverzoek in Kroatië had ingediend en dat hij niet opnieuw was gehoord over de overdracht aan Kroatië. De rechtbank oordeelde dat verweerder de procedure correct had gevolgd, ook al was eiser niet specifiek gehoord over de overdracht aan Kroatië. De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn bezwaren kenbaar te maken, zowel schriftelijk als mondeling, en dat er geen schending van het verdedigingsbeginsel was.
Daarnaast voerde eiser aan dat hij medische klachten had die niet behandeld konden worden in Kroatië. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn behandeling niet kon worden voortgezet in Kroatië en dat er van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon worden uitgegaan. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.