6.4De rechtbank is van oordeel dat het volledig en ex nunc onderzoek naar alle feitelijke en juridische gronden als bedoeld in artikel 83a van de Vw 2000 tevens omvat het onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming in de zin van Richtlijn 2011/95/EU (Definitierichtlijn). In het kader van de finale geschillenbeslechting valt daaronder naar het oordeel van de rechtbank ook eisers verklaring in beroep dat hij vanwege de
politie-incidenten vreest voor terugkeer naar India. De rechtbank acht als toetsende rechter echter een standpunt van verweerder omtrent de geloofwaardigheid van eisers nieuwe asielmotief een vereiste om tot een volledig en ex nunc onderzoek te kunnen komen. Het standpunt van verweerder dat er niet gehoord hoeft te worden naar aanleiding van het nieuwe asielmotief, omdat eiser dit pas in beroep naar voren heeft gebracht en hij hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven, kan dan ook niet worden gevolgd. Dit is iets wat verweerder in de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas kan betrekken, maar kan geen grondslag vormen om af te zien van horen op dit punt. De rechtbank ziet dit dan ook als een motiveringsgebrek in verweerders besluitvorming.
6.5.1De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen door een nadere motivering te verstrekken, nu nader onderzoek door verweerder nodig is. Verweerder dient eiser over zijn nieuwe asielmotief te horen. In het geval verweerder ertoe mocht besluiten het geconstateerde gebrek te herstellen, dan bepaalt de rechtbank met toepassing van artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, dat verweerder binnen een termijn van zes weken na het verzenden van deze uitspraak tot herstel zal moeten overgaan.
6.5.2Indien verweerder geen gebruik maakt van de mogelijkheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, dient hij dit conform het bepaalde in artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo snel mogelijk - en wel binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak - aan de rechtbank mede te delen.
6.5.3Op grond van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb kan eiser binnen vier weken nadat verweerder heeft bericht op welke wijze het gebrek is hersteld, schriftelijk zijn zienswijze naar voren brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
6.5.4Verlenging van de hiervoor genoemde termijnen is slechts mogelijk in bijzondere gevallen. Een gemotiveerd verzoek om verlenging van een termijn moet worden ingediend binnen de in deze tussenuitspraak bepaalde termijn.
6.5.5Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel, dan wel na het ongebruikt verstrijken van de termijn van zes weken voor het herstellen van het gebrek, zal de rechtbank binnen zes weken na het verstrijken van de gestelde termijn of het ontvangen van het bericht van verweerder einduitspraak doen.
6.5.6Indien verweerder is overgegaan tot herstel van het gebrek, zal de rechtbank einduitspraak doen binnen zes weken na het verstrijken van de termijn van vier weken voor de zienswijze van eiser.
6.6.6Tenzij er aanleiding bestaat anders te beslissen, zal met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb een nader onderzoek ter zitting achterwege blijven.
7. In afwachting van de nadere reactie van verweerder, zoals hiervoor aangegeven, en de zienswijze daarop van eiser, wordt iedere verdere beslissing in de beroepsprocedure aangehouden tot de einduitspraak.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat het verweerder wordt verboden eiser uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.