ECLI:NL:RBDHA:2016:12141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse vreemdeling op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse vreemdeling, had op 20 mei 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Hij stelde dat hij behoort tot de Tadzjieken en dat hij in Afghanistan bedreigd werd door mensen uit zijn dorp, die tot de Taliban behoren, na een conflict over landbouwgrond. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen, omdat hij de gestelde problemen niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij niet adequaat is gehoord, gezien zijn gehoorbeschadiging, en dat hij niet in staat was om met een persoonlijke tolk te communiceren. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende gelegenheid had gekregen om zijn verhaal te doen en dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.