2.6Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Den Haag 2013 (hierna: de Beleidsregels) start het college, indien gebleken is dat de houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko, de daaruit voortvloeiende regelgeving of de Verordening peuterspeelzalen 2013, in beginsel een herstellend traject.
Ingevolge het tweede lid hanteert het college bij het uitvoeren van het herstellend traject in beginsel de volgende stappen:
Stap 1: aanwijzing;
Stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
Stap 3: exploitatieverbod;
Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang of het register peuterspeelzalen.
Ingevolge het derde lid kan het college, indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
3 Eiseres heeft aan haar beroep het volgende ten grondslag gelegd.
Er waren geen kinderen aanwezig bij het incident op 26 juni 2015, ook geen gastouderkinderen, want eiseres fungeerde op dit moment niet als gastouder. Het hakmes had zij in haar handen omdat ze op dat moment bezig was met werk in haar voortuin. Er hebben nooit eerder incidenten plaatsgevonden sinds zij in 2006 is begonnen met het aanbieden van gastouderopvang en zij is in het bezit van een VOG, waarmee wordt gegarandeerd dat er sprake is van een veilige en verantwoorde opvang. Het Openbaar Ministerie heeft haar ten aanzien van het incident niet vervolgd, doch is overgegaan tot onvoorwaardelijk sepot. Verweerder is slechts uitgegaan van de mededeling van de wijkagent over het gebeuren en heeft de filmbeelden – in tegenstelling tot de Officier van Justitie – niet bekeken. Voorts heeft eiseres betoogd dat indien verweerder dit incident zo ernstig had gevonden, niet valt in te zien dat dan eerst op 7 juli 2015 een inspectie heeft plaatsgevonden, waarbij haar allerlei (lichtere) overtredingen zijn tegengeworpen. Op grond van de Beleidsregels had verweerder eerst het hersteltraject moeten volgen en niet direct mogen overgaan tot verwijdering uit het landelijk register. Tenslotte is verweerder in strijd met artikel 4:84 van de Awb afgeweken van de eigen beleidsregels, aangezien er van een bijzondere, niet in de beleidsregels verdisconteerde omstandigheid, geen sprake is geweest.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
Niet in geschil is dat eiseres op 26 juni 2015 bij een burenruzie met een hakmes heeft ingeslagen op de afvalcontainer van haar buurvrouw. Zij is volgens haar eigen verklaring woedend geworden omdat er volgens haar al langere tijd sprake was van pesterijen. Zij ontkent echter dat bij het incident kinderen aanwezig zijn geweest. Wel heeft zij ter zitting verklaard dat haar eigen zoontje op dat moment thuis was en direct na het incident naar buiten kwam, en daarbij door haar buurvrouw is gefilmd. De ter zitting aanwezige toezichthouder die de filmbeelden heeft bekeken, heeft verklaard dat op de filmbeelden is te zien dat ten tijde van het incident tot tweemaal toe een jong kind uit de woning van eiseres naar buiten is gekomen en hiervan op zeer korte afstand getuige is geweest.
Dat het Openbaar Ministerie niet tot vervolging is overgegaan, doet daar niet aan af. Het betreft hier geen procedure waarbij strafrechtelijke (bewijs)regels gelden. In het kader van onderhavige bestuursrechtelijke procedure kan worden uitgegaan van het feitencomplex zoals dat naar voren is gekomen uit het verslag dat is opgemaakt naar aanleiding van het incident, de eigen verklaring van eiseres alsmede de verklaring van de toezichthouders die de filmbeelden hebben gezien. Op grond hiervan heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt kunnen stellen dat sprake is geweest van een ernstig incident en dat daardoor opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving onvoldoende gewaarborgd is. Dat het tijdens het incident aanwezige kind geen gastouderkind was, doet daar niet aan af.
Voorts worden de tijdens de inspectie geconstateerde overtredingen door eiseres niet bestreden. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat ten aanzien van deze overtredingen volgens vorengenoemde Beleidsregels normaal gesproken eerst wordt overgegaan tot een aanwijzing, doch dat de ernst van het incident op 26 juni 2015 – naast de eerdergenoemde overtredingen - de voornaamste reden is geweest om meerdere stappen in het herstellende traject over te slaan en over te gaan tot verwijdering uit het landelijk register kinderopvang.
Anders dan eiseres heeft betoogd, bieden de beleidsregels hiertoe ook de mogelijkheid: ingevolge artikel 4, derde lid, van de Beleidsregels kan verweerder, indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen. Dat verweerder hiermee in strijd heeft gehandeld met artikel 4:84 van de Awb, volgt de rechtbank dan ook niet.
5 Het beroep is ongegrond.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.