ECLI:NL:RBDHA:2016:12235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
12 oktober 2016
Zaaknummer
C/09/516937 / KG RK 16-1470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot vooringenomenheid van rechters

In deze zaak heeft African Fabrics B.V. een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. L. Alwin, mr. A.C. Bordes en mr. A.G. Castermans van de Rechtbank Den Haag. Het verzoek tot wraking is gedaan naar aanleiding van een pleidooiverzoek dat door mr. Alwin als rolrechter werd afgewezen. African Fabrics stelt dat de rechters blijk hebben gegeven van vooringenomenheid, omdat zij zich onvoldoende bereid hebben getoond om naar haar standpunten te luisteren tijdens de comparitie van partijen op 11 juli 2016. De wrakingskamer heeft op 5 september 2016 het wrakingsverzoek behandeld, waarbij African Fabrics werd bijgestaan door haar advocaten mr. J. van Bekkum en mr. M.H.R.N.Y. Cordewener.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de beslissing van mr. Alwin om het pleidooiverzoek af te wijzen, onafhankelijk is genomen en niet in overleg met de andere rechters. Dit betekent dat de wrakingsgrond ten aanzien van mr. Bordes en mr. Castermans niet kan worden onderbouwd, omdat zij niet betrokken waren bij de beslissing. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het verzoek tot wraking van mr. Bordes en mr. Castermans niet tijdig is ingediend, aangezien er bijna vijf weken zijn verstreken tussen de comparitie en het indienen van het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van mr. Alwin afgewezen, omdat de beslissing om het pleidooiverzoek af te wijzen een processuele beslissing is die in beginsel geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer heeft geen zwaarwegende aanwijzingen gevonden voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Alwin. De slotsom is dat African Fabrics niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot wraking van mr. Bordes en mr. Castermans, en dat het verzoek tot wraking van mr. Alwin wordt afgewezen.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/46
zaak-/rekestnummer wrakingszaak: C/09/516937/ KG RK 16/1470
zaak- en rolnummer hoofdzaak: C/09/504196/ HA ZA 16-108
datum beslissing: 19 september 2016
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
African Fabrics B.V.
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaten: mr. J. van Bekkum en mr. M.H.R.N.Y. Cordewener te Amsterdam;
strekkende tot wraking van:
mr. L. Alwin, mr. A.C. Bordes en mr. A.G. Castermans
rechters in de rechtbank Den Haag,
hierna gezamenlijk: de rechters.
Belanghebbenden:
1. Klou Management B.V., gevestigd te Eindhoven,
2. [Belanghebbende 2] , wonende te [woonplaats] ,
3. Larop B.V., gevestigd te Eindhoven,
advocaat: mr. R.J. van Agteren te Amsterdam.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
In de hoofdzaak bestaat tussen partijen een geschil over, zakelijk weergegeven, tussen partijen gesloten overeenkomsten. Bij tussenvonnis van 23 maart 2016 heeft de rolrechter in de hoofdzaak een comparitie van partijen voor een meervoudige kamer bevolen. Deze comparitie van partijen heeft op 11 juli 2016 plaatsgevonden ten overstaan van de rechters. Aan het slot van de comparitie van partijen is afgesproken dat partijen (verder) zullen bezien of zij een minnelijke regeling kunnen bereiken en is de zaak verwezen naar de rol van 27 juli 2016 voor het nemen van een akte uitlaten voortprocederen. Op de rol van 27 juli 2016 hebben partijen die akte genomen. Verzoekster (hierna ook: African Fabrics) heeft in de akte verzocht om pleidooi. Bij brief van 28 juli 2016 hebben belanghebbenden (hierna: Klou c.s.) de rechtbank verzocht het pleidooiverzoek af te wijzen. African Fabrics heeft hierop gereageerd bij brief van 1 augustus 2016. Bij tussenvonnis van 17 augustus 2016, gewezen door mr. Alwin als rolrechter, is het pleidooiverzoek van African Fabrics afgewezen.
1.2.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het schriftelijke wrakingsverzoek van African Fabrics van 19 augustus 2016 en de daarbij gevoegde bijlagen, waaronder de hiervoor genoemde stukken en het proces-verbaal van de comparitie van partijen. De wrakingskamer heeft verder kennis genomen van de schriftelijke reactie van de rechters van 1 september 2016.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 5 september 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoekster zijn [gemachtigden verzoekster] verschenen, bijgestaan door hun advocaten voornoemd. De rechters zijn ook verschenen. Namens belanghebbenden is [Belanghebbende 2] verschenen, bijgestaan door mr. S. van Norden.

3.Het standpunt van verzoekster

3.1.
African Fabrics legt aan het wrakingsverzoek ten grondslag dat de rechters blijk hebben gegeven van vooringenomenheid jegens haar nu zij zich onvoldoende bereid hebben getoond te luisteren naar haar standpunten.
3.2.
Dit volgt allereerst uit de gang van zaken tijdens de comparitie van partijen.
3.2.1.
Tijdens die zitting werd African Fabrics kritisch bevraagd door de rechters. Een kritische houding van de rechters jegens Klou c.s. ontbrak. De rechters stonden African Fabrics uitsluitend toe om vragen te beantwoorden. Het werd African Fabrics niet toegestaan te reageren op standpunten van Klou c.s. Het werd African Fabrics evenmin toegestaan om uit eigen beweging standpunten nader toe te lichten. De rechters zijn hiermee afgeweken van hetgeen in het tussenvonnis van 23 maart 2016 is meegedeeld, namelijk dat partijen ter comparitie de gelegenheid zouden krijgen om een bondige toelichting te geven op de juridische geschilpunten. Volgens African Fabrics sprak uit de lichaamstaal van de rechters antipathie jegens haar.
3.2.2
Aan het eind van die zitting hebben de rechters een zeer definitief verwoord voorlopig oordeel gegeven, dat erop neerkomt dat de (conventionele) vordering van African Fabrics zal worden afgewezen. African Fabrics is niet in de gelegenheid gesteld op dit oordeel te reageren. Toen van de zijde van de rechtbank duidelijk werd dat zij het debat in conventie voltooid achtte, heeft African Fabrics te kennen gegeven dat de zaak nog niet rijp was voor eindvonnis. Buiten het feit dat African Fabrics nog niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de eiswijziging in reconventie, had African Fabrics ook nog niet kunnen reageren op bepaalde producties van de zijde van Klou c.s. en had zij geen gelegenheid gekregen het woord te voeren over hetgeen African Fabrics op eigen initiatief (buiten de vragen van de rechters om) te vertellen heeft.
3.3.
De rechters zijn ook na de comparitie van partijen niet de bereidheid blijven tonen te willen luisteren naar dat wat African Fabrics naar voren zou willen brengen en hebben er zodoende ook geen blijk van gegeven open te staan voor heroverweging van het ter zitting gegeven voorlopig oordeel. Omdat African Fabrics meent dat zij zich onvoldoende over de zaak heeft kunnen uitlaten ter comparitie van partijen en zij het processuele debat nog niet voltooid achtte, heeft zij de rechtbank bij akte uitlaten voortprocederen immers verzocht een pleidooi toe te staan. De rechtbank heeft het pleidooiverzoek onvoldoende gemotiveerd afgewezen en enkel toegestaan dat African Fabrics zich bij akte mag uitlaten over de eiswijziging in reconventie en over een aantal producties die van de zijde van Klou c.s. in het geding waren gebracht. Daarmee heeft zij de vrees van vooringenomenheid niet weggenomen, zodat African Fabrics ook vreest dat de rechters niet de intentie hebben om kennis te nemen van hetgeen African Fabrics in reconventie nog te zeggen heeft.

4.Het standpunt van de gewraakte rechters

4.1.
De rechters stellen dat de beslissing tot het afwijzen van het pleidooiverzoek van African Fabrics eigenstandig en zonder overleg met de andere twee rechters in de hoofdzaak is genomen door mr. Alwin in haar hoedanigheid van rolrechter. Deze beslissing kan daarom niet worden toegeschreven aan de andere twee rechters en kan jegens hen geen wrakingsgrond opleveren.
4.2.
De rechters werpen verder de vraag op of het wrakingsverzoek, voor zover gegrond op de gang van zaken tijdens de comparitie, tijdig is gedaan.
4.3.
De beslissing tot afwijzing van het pleitverzoek is volgens de rechters processueel van aard en kan daarom in beginsel geen grond voor wraking opleveren, behoudens zwaarwegende aanwijzingen die grond geven te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. De juistheid van de processuele beslissing staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer.
4.4.
Over de gang van zaken tijdens de comparitie van partijen merken de rechters op dat het doel van een comparitie bestaat uit het verkrijgen van inlichtingen en het onderzoeken van een minnelijke regeling. Beide aspecten zijn tijdens de ongeveer vier uur durende zitting aan bod gekomen. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om hun feitelijke en juridische standpunten nader toe te lichten aan de hand van vragen van de rechtbank. Er bestaat geen voorgeschreven vorm waarin partijen de in het comparitievonnis bedoelde toelichting kunnen geven. Beide partijen zijn door de rechtbank bevraagd en in de gelegenheid gesteld om op elkaars uitlatingen te reageren. Vervolgens is een minnelijke regeling onderzocht, waarbij partijen, na een eerste schorsing voor overleg, de rechtbank hebben verzocht een voorlopig oordeel te geven. Daarna is gesproken over het verdere verloop van de procedure, waarbij aan de orde is gekomen dat African Fabrics nog niet had gereageerd op de tijdens de zitting genomen akte tot wijziging van de eis in reconventie en op aanvullende producties van de zijde van Klou c.s.. Als partijen niet tot een regeling zouden komen, zou African Fabrics de gelegenheid krijgen om nog op een en ander te reageren. Uit deze gang van zaken blijkt volgens de rechters niet van vooringenomenheid van hen jegens African Fabrics. In de door African Fabrics gestelde negatieve houding van de rechters tijdens de zitting, herkennen de rechters zich niet. De rechters concluderen tot afwijzing van het wrakingsverzoek.

5.De beoordeling

5.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat een wrakingsverzoek alleen die rechter kan betreffen die betrokken was bij feiten en omstandigheden die grond geven voor de wraking.
5.2.
Zoals ook volgt uit de overwegingen van het tussenvonnis van 17 augustus 2016, is de beslissing tot afwijzing van het verzoek van African Fabrics om pleidooi genomen door mr. Alwin in haar hoedanigheid van rolrechter en niet als voorzitter van de meervoudige kamer voor wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft zij toegelicht dat zij als rolrechter (vrijwel) alle rolbeslissingen in handelszaken neemt, dat de beslissing op het verzoek om pleidooi als hier aan de orde zo’n rolbeslissing betreft, en dat zij die beslissingen eigenstandig – dus zonder eventueel overleg met de behandelend zaaksrechter(s) – neemt. Daarbij neemt zij kennis van de inhoud van het proces verbaal van de comparitie en wint zij in een voorkomend geval wel inlichtingen in bij de behandelend zaaksrechter(s). Mr. Alwin heeft aangegeven, en mr. Bordes en mr. Castermans hebben dat beaamd, dat zij geen overleg heeft gevoerd met mr. Bordes en mr. Castermans over de beslissing op het verzoek om pleidooi. Dit leidt er naar het oordeel van de wrakingskamer toe dat vast staat dat mr. Bordes en mr. Castermans niet betrokken zijn geweest bij de beslissing die heeft geleid tot het tussenvonnis van 17 augustus 2016 en dat die beslissing daarmee ook niet aan deze twee rechters kan worden toegeschreven.
5.3.
Dat brengt mee dat in relatie tot hen slechts nog de gang van zaken ter comparitie van partijen als wrakingsgrond kan gelden. Nu tussen de comparitie van partijen op 11 juli 2016 en het indienen van het wrakingsverzoek op 19 augustus 2016 bijna vijf weken zijn verstreken, geldt dat het verzoek ten aanzien van mr. Bordes en mr. Castermans niet tijdig is ingediend. Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering schrijft immers voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden. Een en ander betekent dat African Fabrics niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek tot wraking van mr. Bordes en mr. Castermans.
5.4.
Ten aanzien van het wrakingsverzoek gericht tegen mr. Alwin (hierna verder ook: de (rol)rechter) geldt het volgende.
5.5.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.6.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.7.
De beslissing van de (rol)rechter om het pleidooiverzoek van African Fabrics af te wijzen is een beslissing van processuele aard. Dergelijke beslissingen vormen in beginsel geen grond voor een wraking. Dit kan slechts tot een ander oordeel leiden, indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de (rol)rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
5.8.
Voor de vraag of de beslissing in het tussenvonnis van 17 augustus 2016 zodanig onbegrijpelijk is dat deze vorenbedoelde zwaarwegende aanwijzing oplevert, is de gang van zaken tijdens de comparitie van partijen van belang. Zoals de (rol)rechter ook heeft aangegeven bij gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek is voor de beoordeling van een verzoek om pleidooi immers relevant (zie artikel 134 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) in hoeverre partijen op een terechtzitting (hier: de comparitie van partijen) hun standpunten in voldoende mate mondeling hebben kunnen uiteenzetten.
5.9.
Bij de beoordeling neemt de wrakingskamer daarom in aanmerking dat op basis van de al schriftelijk gewisselde processtukken en de daarin ingenomen standpunten een bijna vier uur durende comparitie van partijen heeft plaatsgevonden waarin – ook blijkens het proces-verbaal – beide partijen uitgebreid aan het woord zijn gekomen. Voor zover de toelichting van African Fabrics op haar standpunten en de reactie op standpunten van de wederpartij louter heeft plaatsgevonden aan de hand van vragen van de rechters en dat zij – tegen haar verwachting in – niet het woord heeft gekregen om datgene naar voren te brengen wat zij verder nog naar voren zou willen brengen, geldt datzelfde voor Klou c.s.. Deze omstandigheden brengen mee dat de beslissing van de (rol)rechter om het pleidooiverzoek van African Fabrics af te wijzen niet onbegrijpelijk is, althans niet zodanig dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de (rol)rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoekster dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is. Het – volgens African Fabrics definitief verwoorde – voorlopig oordeel, gegeven met instemming van partijen ten behoeve van schikkingsonderhandelingen en nadat het processuele debat ter zitting was afgerond, maakt het voorgaande niet anders.
5.10.
Er bestaat tot slot geen enkele aanwijzing dat de (rol)rechter niet de intentie heeft om kennis te nemen van hetgeen African Fabrics in de nog te nemen akte met betrekking tot de eiswijziging in reconventie en de aanvullende producties van de zijde van Klou c.s. te dien aanzien op te merken heeft.
5.11.
De slotsom is dat het verzoek tot wraking jegens mr. Alwin zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart African Fabrics niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mr. A.C. Bordes en mr. A.G. Castermans;
- wijst het verzoek tot wraking van mr. L. Alwin af;
- bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a de advocaten mr. Van Bekkum en mr. Cordewener;
• de belanghebbenden p/a mr. Van Agteren;
• mr. Alwin, mr. Bordes en mr. Castermans.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Verbeek, D.G.J. Dop en M. Knijff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2016.