ECLI:NL:RBDHA:2016:12462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
17 oktober 2016
Zaaknummer
09/827316-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarige door gitaarleraar in afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gitaarleraar die beschuldigd werd van verkrachting van een minderjarig meisje. De verdachte, geboren in 1958, had een afhankelijkheidsrelatie met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer op 26 mei 2016 in zijn woning in Voorburg heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd waren en ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals WhatsApp-berichten en verklaringen van getuigen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van dwang, gezien de afhankelijkheidsrelatie en het overwicht van de verdachte als gitaarleraar. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer en haar ouders in hem hadden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 3.052,28, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/827316-16
Datum uitspraak: 21 oktober 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1958 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond locatie De IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 8 september 2016 en 7 oktober 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.J.P. Coenen en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. J. Grabowsky, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het onverhoedse karakter van zijn handelingen en/of
- het overwicht van verdachte als minderjarige/(gitaar)leraar tegenover de minderjarige leerling en/of
- gaan liggen en/of zitten op het na te noemen slachtoffer en/of
- met zijn hand onder de kleding van na te noemen slachtoffer gaan en/of
- beetpakken van het lichaam en/of de hand en/of het hoofd van na te noemen slachtoffer en/of
- kledingstukken bij na te noemen slachtoffer uittrekken,
[slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2001) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het diep in de mond duwen van zijn tong en\of
- het betasten van de borsten en/of
- het masseren van het lichaam (met olie) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, duwen van zijn vinger in de vagina en/of
- het brengen van de hand van voornoemde [slachtoffer] tegen zijn penis;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2001) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
- het diep in de mond duwen van zijn tong en/of
- het betasten van de borsten en/of
- het masseren van het lichaam (met olie) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, duwen van zijn vinger in de vagina en/of
- het brengen van de hand van voornoemde [slachtoffer] tegen zijn penis;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het diep in de mond duwen van zijn tong en\of
- het betasten van de borsten en/of
- het masseren van het lichaam (met olie) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, duwen van zijn vinger in de vagina en/of
- het brengen van de hand van voornoemde [slachtoffer] tegen zijn penis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een zedendelict bij een minderjarig meisje aan wie hij gitaarles gaf. Verdachte heeft ontkend zich aan dit feit schuldig te hebben gemaakt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Zij heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde aangevoerd dat aangeefster meermalen de mogelijkheid heeft gehad om de woning van verdachte te verlaten, dat er dat er geen sprake was van een dreigende situatie en dat verdachte aangeefster niet heeft belemmerd om de woning te verlaten. Dat er sprake was van een leeftijdsverschil en een gezagsverhouding brengt volgens de raadsvrouw nog niet met zich mee dat er een afhankelijkheidsrelatie was waaruit een dwangsituatie kan worden afgeleid. Het opzet op verkrachting blijkt evenmin. Het doel van verdachte is geweest om aangeefster een ontspanningsmassage te geven, hetgeen ook blijkt uit de appgesprekken. Voorts kan volgens de verdediging het seksueel binnendringen niet bewezen worden, aangezien verdachte heeft ontkend dat hij met zijn vingers de vagina van aangeefster is binnengedrongen en er geen ander bewijs hiervoor in het dossier aanwezig is. De apps die aangeefster aan haar moeder, vriend en vriendin heeft gestuurd bieden hiervoor onvoldoende ondersteuning en de olie die op de onderbroek van aangeefster is aangetroffen kan worden verklaard doordat de olie tijdens de massage verder is verspreid.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het seksueel binnendringen niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte alleen de schouders en de rug van aangeefster heeft gemasseerd en dat het aantreffen van de olie op de kleding te verklaren is omdat olie zich heeft verspreid. Het masseren van de schouders is geen handeling van seksuele aard zodat er geen sprake is van een seksuele handeling. Bovendien ontbreekt het opzet.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Verklaring [slachtoffer]
heeft verklaard dat zij op de muziekschool gitaarles kreeg van verdachte. Verdachte wilde [slachtoffer] helpen om beter te worden en stelde voor om haar privéles te geven. Op 26 mei 2016 werd [slachtoffer] door verdachte opgehaald van het station en hij vertelde haar dat zij niet tegen anderen mocht vertellen dat zij privéles van hem kreeg.
Eenmaal aangekomen in het huis van verdachte in Voorburg ging [slachtoffer] op de bank zitten. Verdachte kwam naast haar zitten en legde een arm om haar schouders heen. Hij wreef in haar nek en gaf haar een kus op haar hoofd. Hij draaide haar gezicht in zijn richting en gaf haar meerdere kusjes op haar gezicht. Vervolgens deed hij zijn tong diep in haar mond en hij bewoog zijn tong heen en weer. [slachtoffer] schrok hiervan en wist niet wat zij moest doen. Zij verstijfde. Toen verdachte haar vroeg of zij het niet erg vond, heeft zij gezegd dat zij het wel erg vond maar daar trok verdachte zich niets van aan. Verdachte deed haar schoenen uit, legde haar benen op de bank en kwam op haar liggen. Hij was veel te zwaar. Vervolgens ging hij met zijn handen in haar bh en streelde de binnenzijde van haar bovenbenen. [slachtoffer] was verslagen en zei tegen verdachte dat ze het niet wilde. Verdachte ging weer door met zoenen en ging weer met zijn hand onder haar bh. Hij wreef snel heen en weer over haar tepel en borst. Hij kneep in de tepel. Hij vroeg aan haar of ze dit wel wilde en [slachtoffer] antwoordde dat zij dat niet wilde omdat hij te oud was. Vervolgens pakte verdachte haar hand en nam haar mee naar de slaapkamer. Verdachte zou [slachtoffer] willen masseren omdat zij dan losser zou worden en beter zou kunnen zingen. [slachtoffer] voelde angst maar vertrouwde hem omdat zij dacht dat het voor de muziekles was. Verdachte deed de gordijnen dicht en deed vervolgens de broek en T-shirt van [slachtoffer] uit. [slachtoffer] moest op haar buik gaan liggen terwijl verdachte in een andere kamer babyolie en een handdoek haalde. De witte handdoek legde hij onder haar. Verdachte deed de bh los en ging op de billen van [slachtoffer] zitten om haar vervolgens te masseren. Hij masseerde ook haar bovenbenen en billen. Daarna draaide hij [slachtoffer] om en legde haar armen, die zij kruislings voor zich had om haar bh vast te houden, naast haar lichaam. Dat vond [slachtoffer] erg ongemakkelijk en zij had angst en was verstijfd. Verdachte heeft vervolgens haar voorkant gemasseerd en hij probeerde [slachtoffer] te zoenen, maar zij draaide haar hoofdweg. Verdachte ging met zijn handen in haar onderbroek en deed deze vervolgens uit. Verdachte ging met zijn vingers in haar vagina, dit deed hij drie keer. Omdat zij heel haar lichaam aanspande zodat hij niet bij haar naar binnen kon, deed het extra pijn. Zij raakte in paniek en begon te snikken. Verdachte hield haar hoofd vast omdat hij haar weer wilde zoenen. Zij kon nergens heen. Zij hoorde dat verdachte zijn riem los deed en hij legde haar hand op zijn gulp en zij voelde dat hij een stijve penis had. Hij trok haar naar zich toe en zij zag dat zijn broek tot op zijn knieën zat. Hij pakte haar hoofd vast en wilde haar hoofd naar zijn penis brengen. Ze raakte in paniek en draaide van hem weg. Hij hield haar stevig vast in de houtgreep. [slachtoffer] begon te slaan en te schoppen. Vervolgens heeft verdachte zich aangekleed en is de slaapkamer uitgegaan. [slachtoffer] heeft haar moeder en vader geappt, maar zij reageerden niet direct. Ze heeft ook een vriend en een vriendin geappt en kreeg het advies om naar het toilet te gaan. Zij heeft zich aangekleed en is naar het toilet gegaan. Vervolgens heeft [slachtoffer] de woning verlaten. Haar jas heeft zij laten hangen. Zij is weggerend en kwam een vrouw tegen die haar heeft geholpen om haar vader haar te laten ophalen. Vervolgens werd zij opgehaald door haar vader en heeft zij thuis alles aan haar moeder verteld. [2]
Verklaring moeder
De moeder van [slachtoffer] , [betrokkene 1] , heeft namens [slachtoffer] aangifte gedaan en verklaarde dat zij op 26 mei 2016 omstreeks 15:10 uur een appje van [slachtoffer] kreeg om haar te komen halen. Eenmaal thuisgekomen was [slachtoffer] aan het kokhalzen en moest bijna overgeven. Zij was verdrietig en wanhopig. Ze voelde zich vies. [3]
Whatsappgesprek tussen [slachtoffer] en haar moeder
Schermafdrukken van een WhatsApp gesprek op 26 mei 2016 tussen [slachtoffer] en haar moeder bevatten onder meer de volgende berichten, verkort weergeven: [4]
15:12: [slachtoffer] : Mam haal me op aub
[…]
15:15: [slachtoffer] : Mam Hep (de rechtbank begrijpt: help)
15:17: [betrokkene 1] : Papa kont eraan wat is e
[…]
15:18: [betrokkene 1] : waar ben je?
15:19: [slachtoffer] : Bij [verdachte] thuis
[…]
15:25: [betrokkene 1] : heeft ie aan je gezeten
15:25: [slachtoffer] : Ja
[…]
15:28: Irmgard [slachtoffer] : ben je al buiten?
15:28: [slachtoffer] : Nee ik ben zo bang
[…]
15:36: [slachtoffer] : Ben buiten
[…]
15:41: [slachtoffer] : Ik zit nu bij pa in de auti.
Verklaring vader
De vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat hij een paniek sms’je kreeg van [slachtoffer] met de vraag of hij haar wilde komen halen, en daarna een aantal huilende smileys en een foto van Google waar ze was. Toen hij in Voorburg was belde [slachtoffer] hem huilend op. Hij kreeg een vrouw met de naam [getuige 1] aan de lijn die hem de route uitlegde. Toen [slachtoffer] in de auto stapte moest ze bijna kokhalzen en zei ze dat ze zich zo vies voelde. In de auto vertelde [slachtoffer] dat verdachte aan haar had gezeten en had gezoend, ook zei ze iets over masseren en olie. [slachtoffer] moest huilen en zei in de auto alleen maar: ik wil douchen, ik wil douchen. [5]
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] , een vriendin en een vriend van [slachtoffer] , hebben verklaard dat zij op 26 mei 2016 WhatsApp-berichten van [slachtoffer] kregen waarin zij om hulp vroeg en zei dat [verdachte] gek was. [6]
Schermafdrukken van een WhatsApp gesprek tussen [slachtoffer] en [betrokkene 2]
op 26 mei 2016 tussen [slachtoffer] en [betrokkene 2] bevatten onder meer de volgende berichten, verkort en zakelijk weergeven: [7]
15:10: [slachtoffer] : [betrokkene 2] hel
15:10: [slachtoffer] : Ik moet hier weg
15:10: [slachtoffer] : [verdachte] is gek
15:10: [slachtoffer] stuurt huilende smileys
[…]
15:14: [slachtoffer] : Hij heeft me verkracht bijna
[…]
15:14: [slachtoffer] : Hepp me
[…]
15:15: [betrokkene 2] : Heb je je moeder al geappt
15:19: [slachtoffer] : Heb dr al te bereiken
15:19: [betrokkene 2] : Oke mooi
15:19: [betrokkene 2] : Maar waar ben je nu nog bij hem?
15:20: [slachtoffer] : Ja wat moet ik doen
15:20: [betrokkene 2] : Zeg dat je naar de wc moet
[…]
15:21: [slachtoffer] : Ik ga naar de wc en dan ren in
[getuige 1]
Mevrouw [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 26 mei 2016 omstreeks 15:36 uur boodschappen aan het doen was en dat zij een meisje hard aan zag komen lopen. Het meisje was aan het bellen en maakte een verwarde indruk. Omdat het meisje ook schokkende bewegingen maakte, had de getuige het gevoel dat er iets niet klopte. Ze hoorde het meisje aan de telefoon zeggen dat ze nog nooit zo bang was geweest. Getuige vroeg aan het meisje of zij haar kon helpen waarop het meisje verklaarde dat zij gitaarles had en dat hij aan haar begon te zitten. Vervolgens zei het meisje dat zij verkracht was. Het meisje raakte vervolgens helemaal in shock en kon niet uit haar woorden komen. De getuige heeft de vader van [slachtoffer] aan de telefoon verteld waar zij waren. [getuige 1] heeft verklaard dat het meisje in blinde paniek was. Haar ogen stonden verwilderd. Ze was echt doodsbang. Ze had heel hard gelopen, want haar adem was versneld. [8]
Kleding [slachtoffer]
De bh en onderbroek van [slachtoffer] zijn in beslaggenomen en bewaard in een papieren zak ten behoeve van sporenonderzoek. De verbalisant zag dat vanuit de papieren zak waarin de boxer van [slachtoffer] zat een natte substantie in een vlekkerige vorm door de papieren zak naar buiten kwam. De jas van [slachtoffer] is in de woning van verdachte aangetroffen. [9]
Onderzoek naar de aanwezigheid van babyolie
Naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar heeft gemasseerd met babyolie werd in de woning van verdachte een flesje babyolie van het merk Jumbo in beslaggenomen. [10] Uit het rapport van het NFI blijkt dat op grond van de waarnemingen kan worden geconcludeerd dat in de bh en de onderbroek een soortgelijk product aanwezig is als de onderzochte Jumbo babyolie. Op grond van het detailniveau van de overeenkomsten tussen met name de babyolie en de extracten van de onderbroek, moet de kans dat een willekeurig ander product op basis van paraffine olie eenzelfde mate van overeenkomst laat zien, vrij klein ingeschat worden. [11]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft zich bij de politie ten aanzien van wat er tussen hem en [slachtoffer] in zijn woning is gebeurd beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij de schouders en rug van [slachtoffer] heeft gemasseerd en dat hij daarbij olie had gebruikt. [slachtoffer] had al haar kleren aan. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij aan [slachtoffer] heeft voorgesteld om haar thuis les te geven. Hij wilde haar helpen met haar zang en gitaarlessen geven. Omdat hij haar wilde helpen met ontspannen heeft hij haar een ontspanningsmassage gegeven. Hij heeft haar schouders gemasseerd. Het boven shirtje van [slachtoffer] heeft hij toen uitgedaan. [12]
Tussenconclusie
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] over hetgeen er op 26 mei 2016 heeft plaatsgevonden. Zij heeft tegenover de politie vanaf het begin af aan consistent en gedetailleerd verklaard en van enige ongerijmdheden is niet gebleken. Haar verklaringen worden bovendien op meerdere punten ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen, zoals de hiervoor weergegeven verklaringen van de ouders van [slachtoffer] over de emotionele toestand waarin [slachtoffer] verkeerde, de WhatsApp berichten die [slachtoffer] naar haar moeder en haar vriendin stuurde vanuit het huis van verdachte, de verklaring van getuige [getuige 1] over de wijze waarop zij [slachtoffer] heeft aangetroffen nadat zij uit het huis van verdachte is gerend en het feit dat de jas van aangeefster in het huis van verdachte is achtergebleven. Verder vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de voornoemde bevindingen van het NFI met betrekking tot de olie die is aangetroffen op de onderbroek van [slachtoffer] . De verklaring van verdachte dat hij slechts de schouderbladen en de nek van [slachtoffer] heeft gemasseerd en dat de massageolie mogelijk is verspreid naar de onderbroek van [slachtoffer] acht de rechtbank in het licht van al deze omstandigheden geen aannemelijke verklaring.
De rechtbank is gelet op het voorgaande en de in de voetnoten weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte handelingen heeft verricht die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Verdachte heeft zijn tong diep in de mond van [slachtoffer] geduwd, hij heeft haar borsten betast, hij heeft haar lichaam gemasseerd met olie, hij heeft meermalen zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] geduwd en hij heeft de hand van [slachtoffer] tegen zijn penis geduwd.
Was er sprake van dwang?
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake is geweest van dwang en overweegt als volgt. Van dwang is sprake indien verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van dwang door feitelijkheden in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan sprake zijn indien handelingen van de verdachte hebben plaatsgevonden in een situatie waarin het slachtoffer afhankelijk is geworden van verdachte waardoor zij zich niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten of dat het voor haar moeilijk was om zich aan die handelen te onttrekken. Ook kan er van feitelijkheden sprake zijn bij een zekere fysieke krachtsaanwending, het op dwingende toon spreken tegen het slachtoffer of het gebruik maken van een overwicht op het slachtoffer als gevolg waarvan het slachtoffer dermate psychische druk ervaart dat deze hiertegen geen weerstand kon bieden.
In onderhavige zaak kan worden aangenomen dat verdachte alleen al vanwege het leeftijdsverschil van tweeënveertig jaar overwicht op [slachtoffer] heeft gehad en dat er vanwege zijn hoedanigheid als gitaarleraar sprake was van een gezagsverhouding tussen hen. Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie. De enkele vaststelling van de aanwezigheid van een afhankelijkheidsrelatie is onvoldoende voor de bewezenverklaring van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Voor de bewezenverklaring is vereist dat voor het slachtoffer binnen die afhankelijkheidsrelatie door bepaalde gedragingen van de verdachte een bedreigende sfeer is ontstaan waardoor het slachtoffer werd gedwongen tot het ondergaan van deze handelingen. Dat in het onderhavige geval sprake was van deze gedragingen, leidt de rechtbank uit het volgende af.
[slachtoffer] heeft verklaard dat muziek alles voor haar was en dat verdachte haar daarbij wilde helpen door haar privélessen te geven. Verdachte had haar gezegd dat hij haar een ontspanningsmassage zou geven om haar te helpen ontspannen. [slachtoffer] is ondanks dat ze bang was met verdachte mee naar de slaapkamer gegaan omdat zij er op vertrouwde dat ze na de ontspanningsmassage verder zouden gaan met zang en muziek en omdat zij dacht dat, zoals verdachte haar had voorgespiegeld, de ontspanningsmassage haar daarbij zou helpen. Teneinde bij [slachtoffer] bepaalde handelingen te kunnen verrichten heeft verdachte fysieke kracht moeten aanwenden en heeft onverhoeds bepaalde handelingen verricht. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar hoofd heeft vastgepakt en haar vervolgens heeft gezoend, ook is hij op haar gaan liggen zodat [slachtoffer] geen kant op kon. Voordat zij het eigenlijk doorhad zat hij al met zijn hand onder haar bh. Hij heeft haar aan haar hand meegenomen naar zijn slaapkamer en haar daar uitgekleed. Ook is hij op de billen van [slachtoffer] gaan zitten. Hij heeft haar vervolgens omgedraaid en haar handen die gekruist voor haar lagen weggehaald, zodat hij de voorkant kon masseren. Hij heeft haar hand gepakt en op zijn stijve penis gelegd. Vervolgens hield hij haar in een houdgreep en probeerde haar hoofd richting zijn penis te krijgen, waarop [slachtoffer] is gaan slaan en schoppen. De rechtbank acht voorts van belang dat [slachtoffer] heeft verklaard meermalen te hebben gezegd dat ze het niet fijn vond en het niet wilde. Verdachte is desondanks doorgegaan met seksuele handelingen. Onder deze omstandigheden was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een samenstel van gedragingen binnen de afhankelijkheidsrelatie die een bedreigende sfeer hebben doen ontstaan waardoor [slachtoffer] werd gedwongen tot het ondergaan van deze handelingen. De rechtbank acht derhalve de tenlastegelegde dwang door feitelijkheden bewezen.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 26 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, door een feitelijkheid, te weten
- het onverhoedse karakter van zijn handelingen en
- het overwicht van verdachte als
meerderjarige/gitaarleraar tegenover de minderjarige leerling en
- gaan liggen en zitten op het na te noemen slachtoffer en
- met zijn hand onder de kleding van na te noemen slachtoffer gaan en
- beetpakken van het lichaam en de hand en het hoofd van na te noemen slachtoffer en
- kledingstukken bij na te noemen slachtoffer uittrekken,
[slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2001) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het diep in de mond duwen van zijn tong en
- het betasten van de borsten en
- het masseren van het lichaam met olie en
- het meermalen duwen van zijn vinger in de vagina en
- het brengen van de hand van voornoemde [slachtoffer] tegen zijn penis.
De rechtbank heeft in de bewezenverklaring een kennelijke schrijffout, te weten dat verdachte is aangeduid als “minderjarige”, verbeterd in die zin dat zij daarvan “meerderjarige” heeft gemaakt. Blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Verkrachting

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit tot het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting zoals door de reclassering is voorgesteld. De raadsvrouw heeft voorts verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte nu in het kleine muziekcircuit waarin hij verkeert, bekend staat als de verkrachtende gitaarleraar en dat hij daarmee extra gestraft wordt. Verder is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich tijdens het geven van een privémuziekles schuldig gemaakt aan verkrachting van een minderjarig meisje. Verdachte was er van op de hoogte dat het slachtoffer slechts vijftien jaar oud was. Verdachte heeft vanuit de afhankelijkheidsrelatie die verdachte met het slachtoffer als gitaarleraar had, haar bewogen tot het ondergaan van seksuele handelingen tegen haar wil. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer en haar ouders in hem hadden en heeft zijn eigen behoeftebevrediging boven de belangen van het slachtoffer gesteld. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Uit de verklaring van het slachtoffer ter terechtzitting is gebleken dat het handelen van verdachte aanzienlijke psychische schade bij haar heeft veroorzaakt. Deze psychische schade kan van lange duur zijn omdat seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling kan doorkruisen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt en dat hij het laakbare van zijn handelen niet in ziet.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 24 augustus 2016 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 24 augustus 2016, opgemaakt door J. Ivasko, reclasseringswerker, waaruit blijkt dat er geen sprake is van bijzondere problematiek. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd om verdachte een gedrag veranderende behandeling te laten ondergaan ter minimalisering van de kans op herhaling, in de vorm van een zedendaderbehandeling bij polikliniek Het Dok of De Waag te Rotterdam.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur, waarvan een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van drie jaren. Deze voorwaardelijke straf strekt ertoe verdachte, die (mede) de kost verdient met het lesgeven van muziekles aan minderjarigen, te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De vordering bestaat uit een schadebedrag van € 132,- ter zake van materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade indien het primair tenlastegelegde wordt bewezen verklaard, subsidiair € 2.500,- indien het subsidiair tenlastegelegde wordt bewezen verklaard. Tevens wordt een bedrag van € 920,28 gevorderd voor gemaakte kosten.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij gevorderd nu zij vrijspraak van het tenlastegelegde heeft bepleit. Subsidiair heeft zij bepleit tot afwijzing van de vordering ten aanzien van de kleding, aangezien er geen schade aan de kleding is toegebracht, alsmede ten aanzien van de uren die de ouders van aangeefster hebben opgenomen, omdat zij niet degenen zijn die rechtstreekse schade hebben geleden en er meer uren zijn gevorderd dan de betreffende afspraken daadwerkelijk hebben geduurd. Voorts heeft zij zich ten aanzien van de gevorderde immateriële schade op het standpunt gesteld dat het vaststellen van psychische schade door het onderhavige feit, vanwege eerdere psychische klachten bij de benadeelde partij, te gecompliceerd is om binnen het strafproces vast te stellen, zodat zij – zo begrijpt de rechtbank – niet-ontvankelijkverklaring van de vordering verzoekt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post medische kosten, reiskosten en parkeerkosten, is namens verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht de vordering ten aanzien van deze posten voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal tevens de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post kleding, toewijzen. Uit het dossier blijkt weliswaar niet dat er schade aan de kleding zelf is toegebracht, maar de rechtbank acht het een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit dat deze door de benadeelde partij niet meer worden gedragen.
Ten aanzien van de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de kosten voor het opnemen van vrije dagen van de ouders van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt hiertoe dat het, gelet op het feit dat [slachtoffer] minderjarig is, voor haar niet mogelijk is geweest om zonder begeleiding naar bepaalde afspraken te gaan. De door de vader en moeder van [slachtoffer] gemaakte kosten om hun dochter in de strafzaak en in het kader van de vordering te kunnen bijstaan, komen derhalve voor vergoeding in aanmerking. Het aantal gevorderde uren komen de rechtbank, mede gelet op de aard van het feit, niet onredelijk voor. De vordering zal ook ten aanzien van deze kosten worden toegewezen.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid en gelet op schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, een bedrag van € 2.000,- toewijzen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Totale bedrag en wettelijke rente
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.052,28.
De rechtbank zal voorts de wettelijke rente toewijzen, op de navolgende wijze:
  • ten aanzien van de immateriële schade (€ 2.000,-) met ingang van 26 mei 2016;
  • ten aanzien van de materiële schade (€ 1.052,28) met ingang van 7 oktober 2016.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank op nihil begroot, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2016, en een bedrag van € 1.052,28, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2016, beide tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van polikliniek Het Dok dan wel de Waag te Rotterdam, of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde een zedendaderbehandeling te volgen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2016, en een bedrag van € 1.052,28, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2016, beide tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2016, en een bedrag van € 1.052,28, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2016, beide tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. Mewe, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. M.J.J. Visser, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Boon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016146973, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 180), en een aanvullend proces-verbaal met paginanummers 133 t/m 154, hierna dossier B).
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [slachtoffer] , met bijlage, pagina’s 54-81 en het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , pagina’s 95-105
3.Proces-verbaal van aangifte door [betrokkene 1] , pagina’s 82-91.
4.Een geschrift, te weten een whatsappgesprek tussen [slachtoffer] en [betrokkene 1] , pagina’s 76-78.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina’s 107-113.
6.Proces-verbaal van bevindingen p. 139 (dossier B) en proces-verbaal van bevindingen p. 151 (dossier B).
7.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, pagina 139-143 (dossier B).
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina’s 92-94.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 128.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 130.
11.Rapport van het NFI van 30 september 2016, opgemaakt door een NFI deskundige ing. L.J.C. Peschier, pagina’s 1-8.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2016.