ECLI:NL:RBDHA:2016:12729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
21 oktober 2016
Zaaknummer
09-857323-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en poging tot afpersing met bedreiging en intimidatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en poging tot afpersing. De verdachte heeft in de periode van 1 februari 2016 tot en met 18 april 2016 het slachtoffer gedwongen tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreiging met geweld. De verdachte heeft het slachtoffer herhaaldelijk benaderd via sms en telefoongesprekken, waarbij hij dreigde dat als er niet betaald werd, er geweld zou worden gebruikt. Het slachtoffer heeft in totaal € 5.500,- aan de verdachte betaald, onder druk van de bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857323-16
Datum uitspraak: 23 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 september 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Warnaar en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2016 tot en met 18 april 2016 te Zoetermeer en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van twee geldbedragen (van in totaal 5.500,- euro), althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het vertellen tegen die [slachtoffer] dat het geregeld kon worden (daarmee doelende op het doden van of geweld gebruiken tegen de nieuwe vriend van de ex van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] hierom niet had gevraagd) en/of
- ( nadat die [slachtoffer] had aangegeven dat hij dat niet kon betalen) tegen die [slachtoffer] zeggen dat het nu al geregeld en of geactiveerd was en/of
- ( nadat die [slachtoffer] had aangegeven dat hij dat niet wilde) het zeggen tegen die [slachtoffer] dat die jongens al klaarstonden en/of
- het in die periode veelvuldig bellen naar die [slachtoffer] (waaronder op 17 april 2016 en/of 18 april 2016), waarbij verdachte meermalen tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat betaald moest worden en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij, verdachte, in de problemen zou komen bij de jongens als er niet betaald zou worden en/of dat wanneer hij, verdachte, in de problemen kwam dat [slachtoffer] dan ook in de problemen zou komen en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat die [slachtoffer] (door die jongens) goed verbouwd zou worden en/of dat ze naar die [slachtoffer] toe zouden komen;
2.
Primair:
hij in of omstreeks de periode van 19 april 2016 tot en met 1 juni 2016 te Zoetermeer en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heel vaak die [slachtoffer] heeft gebeld en/of aan die [slachtoffer] berichten heeft gestuurd waarbij/waarin (onder meer) werd gezegd en/of geschreven dat die [slachtoffer] geld moest betalen en/of daarbij heeft gezegd en/of geschreven:
- dat als die [slachtoffer] niet zou betalen het anders uit de hand zou gaan lopen (SMS 6 mei 2016, blz 137, SMS 12 mei 2016, blz 138) en/of
- dat die [slachtoffer] moest opnemen anders zou verdachte de jongens (die verdachte beweert te hebben ingeschakeld/geactiveerd om voor die [slachtoffer] geweld te plegen) naar het huis van die [slachtoffer] sturen en dan zou die [slachtoffer] nog grotere problemen hebben (SMS 12 mei 2016 blz 138) en/of
- dat de jongens naar het huis van die [slachtoffer] zijn gekomen en/of zouden komen (tapgesprek 27 mei 2016 blz 141) en/of
- dat de jongens verdachte zouden komen ophalen en dat ze dan die [slachtoffer] ook gelijk zouden meenemen (tap 27 mei 2016 blz 142) en/of
- dat verdachte die mensen naar de deur van die [slachtoffer] heeft gestuurd omdat verdachte niet anders kon omdat zij (die mensen) een mes op de keel van verdachte hadden gezet (tapgesprek 27 mei 2016 blz 142) en/of
- dat als die [slachtoffer] zou zeggen dat hij niet zou betalen dat verdachte hem niet meer zou lastig vallen maar dat de jongens bij die [slachtoffer] langs zouden komen en verhaal zouden komen halen (waarbij verdachte heeft gezegd dat hij niet weet wat er gaat gebeuren want dat hij al klappen voor die [slachtoffer] heeft opgevangen) (tapgesprek 27 mei 2016 blz 142) en/of
- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] blijft lastig vallen en dat hij de jongens van Satudarah heeft ingeschakeld voor die [slachtoffer] (SMS 31 mei 2016 blz 145) en/of
- met die [slachtoffer] een afspraak heeft gemaakt voor 11 mei 2016 (om te spreken over de betaling van een geldbedrag en/of om het op te lossen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2016 tot en met 3 juni 2016 te Zoetermeer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heel vaak die [slachtoffer] heeft gebeld en/of aan hem berichten heeft gestuurd waarbij/waarin (onder meer) werd gezegd en/of geschreven dat die [slachtoffer] geld moest betalen en waarbij werd gedreigd dat verdachte die [slachtoffer] kapot zou maken (onder meer SMS van 13 mei 2016, blz 139 en/of SMS van 15 mei 2016 blz 140) en/of dreigen met de openbaarmaking van beweerde seksueel getinte gesprekken en/of afbeeldingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 februari 2016 tot en met
18 april 2016 schuldig heeft gemaakt aan afpersing (feit 1) en dat hij zich in de periode van 19 april 2016 tot en met 1 juni 2016 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing (feit 2 primair) dan wel een poging tot afdreiging (feit 2 subsidiair).
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde afpersing en de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot afpersing heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit, omdat aangever het geld vrijwillig aan verdachte heeft gegeven. Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 primair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feit 1
Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij in februari 2016 via de website www.chatgirl.nl in contact is gekomen met een man die hij leerde kennen als [schuilnaam] (hierna: [schuilnaam] ). [schuilnaam] gaf als telefoonnummer [telefoonnummer] [2] . [slachtoffer] en [schuilnaam] hadden veel telefonisch contact, dat meestal ging over vrouwen en afspraken maken. In maart 2016 had [slachtoffer] een telefoongesprek met [schuilnaam] waarin [schuilnaam] hem vroeg hoe hij over jonge meisjes dacht en of [slachtoffer] een jonge dochter had. [schuilnaam] vroeg ook aan [slachtoffer] of hij seksuele handelingen bij zijn dochter mocht verrichten. [slachtoffer] vertelde [schuilnaam] dat hij daar niet opgewonden van werd en dat hij het ook niet wilde [3] .
[slachtoffer] heeft verder in zijn aangifte verklaard dat hij tegen [schuilnaam] heeft gezegd dat hij een vrouw ten huwelijk had gevraagd en dat dit niet goed is gegaan en dat zij nu een nieuwe vriend had en dat hij, [slachtoffer] , deze nieuwe vriend in gedachten wel dood kon wensen. [schuilnaam] wist niet om welke vrouw of om welke nieuwe vriend het ging.
[schuilnaam] belde [slachtoffer] later terug en zei dat het geregeld kon worden. [slachtoffer] zei tegen [schuilnaam] dat hij geen geld had en dat het ook geen nut had. [schuilnaam] vertelde [slachtoffer] toen dat hij het al geregeld had en dat het was geactiveerd. [slachtoffer] zei tegen [schuilnaam] dat hij het niet wilde en [schuilnaam] zei dat de jongens klaar stonden. [schuilnaam] zei verder dat hij de gesprekken met [slachtoffer] had opgenomen en dat hij belastende gesprekken had die gingen over seksuele handelingen met de dochter van [slachtoffer] . [schuilnaam] zei in een later gesprek tegen [slachtoffer] dat de jongens betaald moesten worden, dat het nu ging lopen en dat hij de geluidsopnames had en dat [slachtoffer] moest gaan betalen. [slachtoffer] kreeg daarna heel veel telefoontjes van [schuilnaam] en [schuilnaam] vroeg elke keer om geld en vertelde dat hij betaald moest worden. [schuilnaam] vertelde [slachtoffer] dat hij, [schuilnaam] , problemen met de jongens zou krijgen als er niet betaald werd, dat de jongens geld nodig hadden en dat als hij in de problemen kwam [slachtoffer] ook in de problemen kwam en dat [slachtoffer] goed verbouwd zou worden. Als [slachtoffer] niet zou betalen dan zouden de jongens naar hem toekomen [4] .
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij eerst € 4.300 aan [schuilnaam] moest betalen en dat hij dit tussen 9 en 16 april 2016 heeft gedaan. Dit was bij [slachtoffer] thuis op een zaterdagnacht. [schuilnaam] wilde dat er nog € 1.200 betaald werd en dit heeft [slachtoffer] de volgende maandagochtend omstreeks 02.00 uur aan [schuilnaam] betaald. [schuilnaam] kwam weer bij [slachtoffer] thuis. Daarna heeft [schuilnaam] [slachtoffer] een tijd niet meer gebeld [5] .
[slachtoffer] heeft op 17 april 2016 een bericht van [schuilnaam] ontvangen, inhoudende:

Beste john ik heb voor jou 1800 omdat ik k week dat het goedkomt”. “
Ik weet niet hoe jij het voor elkaar gaat krijgen maar doe wat aub”. “
Ik kan nu niet tekort komen doe je best aub. Ik vertrek nu bij hun vandaan”. “
Stel me niet teleur ik kan deze jongens niet vd gek houden [6] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel met [slachtoffer] heeft ge-sms’t en dat het klopt dat hij dit deed met zijn telefoon met het nummer [telefoonnummer] . Wat hij precies heeft ge-sms’t weet hij niet meer. Hij heeft verder verklaard dat hij twee keer geld van [slachtoffer] heeft ontvangen. De eerste keer heeft [slachtoffer] ongeveer € 4.000,- aan hem betaald en in totaal heeft hij € 5.500,-- van [slachtoffer] ontvangen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] een paar keer heeft ge-sms’t dat [slachtoffer] nog meer moest betalen dan die eerste betaling van € 4.000,-- [7] .
De telefoon van verdachte met nummer [telefoonnummer] heeft in de periode van 29 maart tot en met 17 mei 2016 314 keer gebeld/ge-sms’t naar het nummer van [slachtoffer] . De telefoon van verdachte met nummer [telefoonnummer] bevond zich op zondag 17 april 2016 in de directe omgeving van de woning van aangever en heeft om 02.24.53 uur die dag met [slachtoffer] gebeld. Op maandag 18 april 2016 bevond deze telefoon van verdachte zich weer in de omgeving van de woning van [slachtoffer] en is met deze telefoon vanaf 01.11 uur veel gebeld [8] .
Uit de voorgaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich in het contact met [slachtoffer] heeft voorgedaan als “ [schuilnaam] ”, dat verdachte genoemd sms-bericht op 17 april 2016 aan [slachtoffer] heeft gestuurd en dat [slachtoffer] omstreeks 17 en 18 april in totaal € 5.500,-- aan verdachte heeft betaald.
Verder acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] in zijn aangifte, onder meer dat hij geld aan verdachte moest betalen, dat de jongens waren geactiveerd, dat [slachtoffer] in de problemen zou komen als hij niet betaalde en dat [slachtoffer] goed verbouwd zou worden, betrouwbaar en vinden zij in voldoende mate steun in de genoemde bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting daarentegen dat [slachtoffer] in het eerste contact met hem meteen heeft gezegd dat hij, [slachtoffer] , wilde dat verdachte iemand in elkaar ging slaan en verdachte toen ook meteen € 4.000,-- gaf om dit te doen, komt de rechtbank – op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden – volstrekt onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig voor, te meer nu [slachtoffer] , ook volgens de verklaring van verdachte, geen naam heeft genoemd van de persoon die verdachte in elkaar zou moeten slaan. Gelet hierop verwerpt de rechtbank eveneens het verweer van de raadsman dat verdachte door [slachtoffer] zou zijn uitgelokt dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft opgelicht doordat verdachte nooit uitvoering heeft willen geven aan het verzoek van [slachtoffer] .
Alle feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien zijn voldoende om de ten laste gelegde afpersing bewezen te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich in de periode van 1 februari 2016 tot en met 18 april 2016 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde afpersing.
Feit 2
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere sms’jes aan [slachtoffer] heeft gestuurd, omdat hij dacht dat hij nog meer geld van [slachtoffer] kon krijgen [9] . Hij kan zich echter niet meer herinneren wat hij precies aan [slachtoffer] heeft ge-sms’t, omdat hij in die tijd vaak onder invloed van drugs was, maar dat het wel fout was van hem.
De rechtbank stelt op grond van de aangifte van [slachtoffer] [10] , het proces-verbaal “bevindingen bedreigingen [verdachte] naar aangever [slachtoffer] ” [11] , alsmede de verklaring van verdachte op zitting vast dat verdachte de teksten, zoals in de tenlastelegging bij de respectievelijke gedachten streepjes vermeld, aan [slachtoffer] heeft ge-sms’t dan wel in telefoongesprekken aan [slachtoffer] heeft gezegd.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode van 19 april 2016 tot en met 1 juni 2016 schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot afpersing.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 februari 2016 tot en met 18 april 2016 te Zoetermeer en elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van twee geldbedragen (van in totaal 5.500,- euro) toebehorende aan [slachtoffer] , welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het vertellen tegen die [slachtoffer] dat het geregeld kon worden (daarmee doelende op het doden van of geweld gebruiken tegen de nieuwe vriend van de ex van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] hierom niet had gevraagd) en
- ( nadat die [slachtoffer] had aangegeven dat hij dat niet kon betalen) tegen die [slachtoffer] zeggen dat het nu al geregeld en of geactiveerd was en
- ( nadat die [slachtoffer] had aangegeven dat hij dat niet wilde) het zeggen tegen die [slachtoffer] dat die jongens klaarstonden en
- het in die periode veelvuldig bellen naar die [slachtoffer] (waaronder op 17 april 2016 en/of 18 april 2016), waarbij verdachte meermalen tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat betaald moest worden en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij, verdachte, in de problemen zou komen bij de jongens als er niet betaald zou worden en dat wanneer hij, verdachte, in de problemen kwam dat [slachtoffer] dan ook in de problemen zou komen en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] dat die [slachtoffer] goed verbouwd zou worden en dat ze naar die [slachtoffer] toe zouden komen;
2. primair:
hij in de periode van 19 april 2016 tot en met 1 juni 2016 te Zoetermeer en elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van één of meer geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer] , heel vaak die [slachtoffer] heeft gebeld en aan die [slachtoffer] berichten heeft gestuurd waarbij/waarin (onder meer) werd gezegd en/of geschreven dat die [slachtoffer] geld moest betalen en/of daarbij heeft gezegd en/of geschreven:
- dat als die [slachtoffer] niet zou betalen het anders uit de hand zou gaan lopen en
- dat die [slachtoffer] moest opnemen anders zou verdachte de jongens (die verdachte beweert te hebben ingeschakeld/geactiveerd om voor die [slachtoffer] geweld te plegen) naar het huis van die [slachtoffer] sturen en dan zou die [slachtoffer] nog grotere problemen hebben en
- dat de jongens naar het huis van die [slachtoffer] zijn gekomen en/of zouden komen en
- dat de jongens verdachte zouden komen ophalen en dat ze dan die [slachtoffer] ook gelijk zouden meenemen en
- dat verdachte die mensen naar de deur van die [slachtoffer] heeft gestuurd omdat verdachte niet anders kon omdat zij (die mensen) een mes op de keel van verdachte hadden gezet en
- dat als die [slachtoffer] zou zeggen dat hij niet zou betalen dat verdachte hem niet meer zou lastig vallen maar dat de jongens bij die [slachtoffer] langs zouden komen en verhaal zouden komen halen (waarbij verdachte heeft gezegd dat hij niet weet wat er gaat gebeuren want dat hij al klappen voor die [slachtoffer] heeft opgevangen) en
- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] blijft lastig vallen en dat hij de jongens van Satudarah heeft ingeschakeld voor die [slachtoffer] en
- met die [slachtoffer] een afspraak heeft gemaakt voor 11 mei 2016 (om te spreken over de betaling van een geldbedrag en/of om het op te lossen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 1: afpersing;
ten aanzien van feit 2. primair: poging tot afpersing.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod met een straal van 500 meter van de woning van [slachtoffer] ( [adres] ), met uitzondering van de A12.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat gelet op de bepleitte vrijspraak voor feit 1 de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te hoog is en dat een gevangenisstraf van 6 maanden meer passend is. Tegen het gevorderde contactverbod en locatieverbod heeft de verdediging geen bezwaar gemaakt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en een poging tot afpersing van [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] door bedreiging met geweld € 5.500,-- aan hem laten betalen en is hem in de maanden daarna lastig blijven vallen met sms’jes en telefoontjes en heeft hij geprobeerd om [slachtoffer] nog meer geld te laten betalen. Verdachte heeft [slachtoffer] hierbij geïntimideerd door telefonische bedreigingen en sms-berichten met een steeds grimmiger toonzetting. Door zo te handelen heeft verdachte [slachtoffer] over een periode van maanden angst aangejaagd. [slachtoffer] voelde zich niet meer veilig in zijn eigen woning en op straat en voelde zich ernstig beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat de impact van dergelijke feiten op slachtoffers groot is.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van 5 juni 2016 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de brief van GGZ Palier van 6 juli 2016, waarin is vermeld dat de reclassering geen advies over verdachte heeft kunnen uitbrengen omdat verdachte hieraan geen medewerking heeft willen verlenen.
De op te leggen straf
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden opleggen, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en met de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod om binnen een straal van 100 meter van de woning van [slachtoffer] , [adres] , te komen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 6.870,--, te vermeerderen met wettelijke rente, bestaande uit materiële (€ 5.520,--) en immateriële schade (€1.350,--) . Hij heeft tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel..
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich tot een bedrag van € 5.500,-- gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering van de benadeelde partij moet voor het overige worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1. en 2. primair, bewezenverklaarde feiten.
De gevorderde materiële schade, voor zover deze betrekking heeft op de post telefoonkosten (€ 20,--), is onvoldoende onderbouwd en zal daarom worden afgewezen. Het gevorderde bedrag van € 5.500,-- is toewijsbaar, nu dit bedrag niet is betwist en door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze betrekking heeft op € 1.000,-- als vergoeding ter zake van immateriële schade, tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar. De rechtbank zal het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 6.500,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 18 april 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1. en 2. primair, bewezenverklaarde feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 6.500,--, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 18 april 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1. en 2. primair, tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1: afpersing;
ten aanzien van feit 2.primair: poging tot afpersing;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- op geen enkele wijze, direct of indirect, contact opneemt, daaronder mede begrepen contact via email, of social media zoals Facebook of WhatsApp, contact legt of laat leggen - direct of indirect - met de hierna genoemde persoon en dus ook niet reageert als contact met hem wordt opgenomen:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum];
- zich niet bevindt binnen een straal van 100 meter van de woning van
[slachtoffer]aan de [adres] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [slachtoffer]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 6.500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.500,-- als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 1.000,-- als vergoeding voor immateriële schade;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 6.500,--, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.500,-- als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 1.000,- als vergoeding voor immateriële schade;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting -
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van z
evenenzestig dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.J. Wijnnobel-Van Erp, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. I. Mantel, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2016.
Mr. I. Mantel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15 2016137135, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche District D, Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 195).
2.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , blz. 30.
3.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , blz 31, 4e alinea.
4.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , blz. 32.
5.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , blz. 33.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 38 en de foto’s op blz. 39.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 september 2016.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 109 laatste alinea en blz. 111 1e en 3e alinea.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2016.
10.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , blz. 34.
11.Proces-verbaal bevindingen, blz. 137 t/m 146.