ECLI:NL:RBDHA:2016:12984
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op medische gronden in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Armeense vreemdeling, had op 10 april 2015 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, welke aanvraag op 13 april 2015 was afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 augustus 2016, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de verweerder door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), dat stelde dat de noodzakelijke medische behandeling voor eiser beschikbaar was in Armenië. Eiser had geen contra-expertise overgelegd om het BMA-advies te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van het BMA-advies en dat de staatssecretaris zijn vergewisplicht had nageleefd. Eiser's beroep op artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) werd afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat zijn medische situatie zo ernstig was dat uitzetting in strijd zou zijn met dit artikel.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.