ECLI:NL:RBDHA:2016:13218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
NL16.2979
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en onafhankelijkheid van de tolk in het asielproces

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.M.E. Jasper, had beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld in het licht van de onafhankelijkheid van de tolk en de vrees voor schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank overwoog dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet vrijelijk had kunnen verklaren tijdens haar gehoren, ondanks haar bezwaren tegen de tolk. De rechtbank concludeerde dat de tolk onafhankelijk was en dat eiseres voldoende gelegenheid had gekregen om haar problemen in Venezuela te benoemen. De rechtbank oordeelde verder dat eiseres onvoldoende had onderbouwd dat zij in Venezuela te vrezen had voor de Sjiitische gemeenschap en dat haar vrees voor een algemene slechte veiligheidssituatie niet voldoende was geconcretiseerd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL16.2979
V-nummers: [nummer]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 november 2016 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

mede namens haar minderjarige kinderen [naam]
gemachtigde mr. M.C.M. van der Mark,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. M.M.E. Jasper.

Procesverloop

Bij besluit van 20 oktober 2016 (het bestreden besluit), genomen in de zogeheten algemene asielprocedure (AA-procedure), heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft op 24 oktober 2016 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2016. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig M. Oublal, tolk Libanees-Arabisch. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van de zitting direct mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt als volgt.
2. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de stelling van eiseres dat zij niet vrijelijk heeft kunnen verklaren tijdens haar gehoren vanwege de (mogelijke) niet-christelijke tolk niet kan slagen. Tijdens de gehoren is nadrukkelijk uitgelegd dat de tolk onafhankelijk is en zich beperkt tot de vertaling van het gesprek tussen de gehoorambtenaar en eiseres. Eiseres heeft toen gezegd dat het ‘oké’ was. Verder heeft zij meermalen verklaard geen opmerkingen over de tolk te hebben, dat zij hem goed heeft begrepen en dat zij tevreden was over de manier waarop het gehoor heeft plaatsgevonden. Verder is er geen aanleiding voor het oordeel dat de gehoorambtenaar eiseres nader had moeten bevragen over haar gestelde problemen met de geestelijke van het gebedshuis in Venezuela. Eiseres is voldoende in de gelegenheid gesteld tijdens het vrije relaas en de aan haar gestelde vragen haar problemen in Venezuela te benoemen. Verweerder mocht daarom uitgaan van het rapport van nader gehoor bij zijn beoordeling van het asielrelaas. Ook achteraf is niet kenbaar geworden welke informatie nog zou hebben ontbroken.
3. Verder heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres in Venezuela niet te vrezen heeft voor de Sjiitische gemeenschap. Eiseres heeft deze problemen niet onderbouwd en nader geconcretiseerd. Tijdens het nader gehoor heeft zij met betrekking tot de geestelijke van het Sjiitische gebedshuis in Venezuela verklaard dat er sprake is geweest van een pittig gesprek en een discussie. Niet is gebleken dat eiseres persoonlijk is benaderd of bedreigd door deze geestelijke of door leden van de Sjiitische gemeenschap.
4. Met betrekking tot de beroepsgrond van eiseres over de algemene slechte veiligheidssituatie in Venezuela wordt het volgende overwogen. Ter zitting is nader toegelicht dat eiseres om die reden een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank is van oordeel dat eiseres deze vrees onvoldoende heeft geconcretiseerd en geïndividualiseerd.
5. Ten slotte kan ook het standpunt van eiseres dat verweerder ten onrechte de belangen van de kinderen niet voorop heeft gesteld, niet slagen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij of haar kinderen het slachtoffer zullen worden van beroving, ontvoering dan wel geweld in algemene zin. De rechtbank verwijst ook naar de voorgaande overweging. Vast staat dat noch eiseres zelf, noch haar kinderen persoonlijk problemen hebben ondervonden in Venezuela. Dat haar kinderen niet naar school gingen is een keus van eiseres en haar echtgenoot geweest. Het feit dat de ouders zelf de kinderen naar school dienen te brengen en te halen, wil immers niet zeggen dat scholen in zijn algemeenheid niet veilig zouden zijn. De in beroep overgelegde artikelen waaruit blijkt dat ontvoeringen in Venezuela veelvuldig voorkomen, kunnen hier dan ook niet aan af doen.
6. Verweerder heeft terecht bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
7. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.