ECLI:NL:RBDHA:2016:13282
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Openbaarheid van bestuur en de verplichting tot het vervaardigen van documenten
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Den Haag, een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van documenten van de gemeente Den Haag. Het verzoek betreft brieven waarin de indiener van een Wob-verzoek in verzuim is gesteld, en de reactie van de burger daarop, voor de periode van 10 mei 2014 tot en met 18 augustus 2015. De gemeente heeft het verzoek afgewezen, stellende dat het verzoek te algemeen is geformuleerd en dat er geen centrale registratie van Wob-dossiers is, waardoor het veel inspanning zou vergen om de gevraagde informatie te verzamelen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 7 november 2016 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de Wob geen verplichting inhoudt om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd. Eiser heeft echter niet gevraagd om nieuwe documenten te vervaardigen, maar om bestaande documenten. De rechtbank stelt vast dat het verzoek van eiser voldoende gespecificeerd is en dat de gemeente ten onrechte heeft gesteld dat het verzoek niet op een bestuurlijke aangelegenheid ziet. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de gemeente en draagt de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook oordeelt dat de gemeente de proceskosten van eiser moet vergoeden.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen onder de Wob en de noodzaak om verzoeken om informatie serieus te nemen, ook als het voldoen aan die verzoeken veel werk met zich meebrengt. De rechtbank stelt dat de Wob niet kan worden gebruikt om verzoeken af te wijzen op basis van de hoeveelheid werk die ermee gemoeid is.