Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Procesverloop
mr. W. Bos, heeft ter zitting gereageerd, eveneens onder overlegging van pleitaantekeningen. Verschillende advocaten van de benadeelde partijen hebben ter zitting ook gereageerd.
2.Het standpunt van verzoeker
- Aan de onpartijdigheid van de rechters dienen de hoogste eisen te worden gesteld, juist in een zaak als deze waar het gaat om de meningsuiting van een prominent politicus. De rechter is tijdens het horen van de deskundige, professor dr. Paul B. Cliteur, hierna kortweg: Cliteur, partijdig dan wel vooringenomen gebleken, althans heeft die schijn gewekt.
- Ten eerste heeft de rechter tijdens dat verhoor ten onrechte het beeld gewekt dat het onverdraagzaamheidscriterium van toepassing kan zijn op een politicus doordat ze – eveneens ten onrechte – heeft doen voorkomen dat dit criterium reeds gevestigd is in het Nederlandse rechtsstelsel. De rechter heeft tijdens het horen gezegd dat de Hoge Raad Delano Felter in de zaak HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3583 (hierna: de zaak Felter) heeft veroordeeld op grond van het onverdraagzaamheidscriterium terwijl dat niet het geval is. Bovendien heeft zij daarbij gesuggereerd dat toepassing van het onverdraagzaamheidscriterium in de onderhavige strafzaak niet strijdig zou zijn met het legaliteitsbeginsel. De Hoge Raad heeft dit criterium echter pas geïntroduceerd in december 2014, acht maanden nadat verdachte, hierna Wilders te noemen, zijn uitspraken heeft gedaan.
Het verweer met betrekking tot de introductie van het onverdraagzaamheids-criterium en de toepasselijkheid daarvan in deze zaak alsmede de strijdigheid met het legaliteitsbeginsel vormt nu juist een van de juridische speerpunten in deze zaak waarover de rechter nog moet oordelen.
- Ten tweede is uit hetgeen de rechter ter zitting tegen de deskundige Cliteur heeft gezegd en de wijze waarop ze hem heeft bejegend gebleken dat ze een vooringenomen visie heeft op de draagwijdte van het onverdraagzaamheids-criterium terwijl dit criterium in de jurisprudentie van het EHRM nog onderwerp van debat is. Ze heeft zich bij het horen van Cliteur selectief gericht op de Preminger-benadering en heeft de Handyside-benadering buiten beschouwing gelaten. Bovendien heeft ze laten blijken de bijdrage van Cliteur te zien als niet veel meer dan een opvatting, terwijl Cliteur blijkens de onderzoeksopdracht van de rechtbank gevraagd was om vanuit zijn deskundigheid als rechtsfilosoof een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan de vraag in hoeverre het onverdraagzaamheidscriterium een beperking kan zijn voor de vrijheid van meningsuiting en hoe deze beperking eventueel kan worden ingevuld.
- Bij al het voorgaande komt de omstandigheid dat de rechter zich bij aanvang van de strafzaak niet heeft verschoond terwijl Wilders daar wel om heeft verzocht, en het ook op haar weg had gelegen, omdat de rechter zich voorafgaand aan het proces al negatief over hem had uitgelaten. In het televisieprogramma “Kijken in de ziel” heeft ze zich negatief uitgelaten over een wrakingsbeslissing in het proces “Wilders I”, alsmede over wetsvoorstellen (minimumstraffen) en ideeën (met betrekking tot de bed, bad en broodregeling) die tot het gedachtengoed van de PVV behoren. Op dat moment was ze ook reeds als persrechter betrokken bij de strafzaak van Wilders. Die omstandigheid vormde toen geen aanleiding tot wraking maar kan nu cumulatief in aanmerking worden genomen.
3.De reactie van de rechter
Voorts heeft zij de deskundige Cliteur kritisch, maar niet vooringenomen, bevraagd over Europese en Nederlandse jurisprudentie op het gebied van het onverdraagzaamheidscriterium en in hoeverre deze overeenkomt met de conclusie van de deskundige.
4.De reactie van de officier van justitie en de benadeelde partijen
5.De beoordeling
Het verdedigingsteam heeft zich gedegen beraden en heeft overleg gepleegd met de cliënt alvorens het verzoek in te dienen. Dat staat de verdediging vrij.
De zaak Felter is een bekende rechtszaak en het gegeven dat het arrest van de Hoge Raad geen veroordeling betrof maar de vernietiging van een eerdere vrijspraak mag bekend verondersteld worden bij strafrechtjuristen. Daarom moet voor de aanwezige strafrechtjuristen, waaronder het verdedigingsteam dat Wilders vertegenwoordigt, evident duidelijk zijn geweest dat de rechter een fout heeft gemaakt door het bovenstaande abusievelijk onjuist te formuleren.
De rechtbank acht niet onbegrijpelijk dat de rechter dit arrest onder de aandacht heeft willen brengen van de deskundige. De Hoge Raad heeft in dit arrest gewezen op de mogelijkheid dat uitlatingen van een politicus onnodig grievend zijn indien die uitlatingen aanzetten tot onverdraagzaamheid; dit zoals eerder in Europese jurisprudentie aan de orde gesteld.
Wat betreft het verwijt dat de vraag niet past bij de onderzoeksopdracht aan Cliteur tekent de rechtbank aan dat het aan de deskundige is om aan te geven indien de ondervraging buiten zijn expertise dan wel onderzoeksopdracht valt.
De rechtbank ziet hierin niet terug dat de rechter reeds een vaststaande eigen visie had op de draagwijdte van het onverdraagzaamheidscriterium, maar zij herkent hierin dat de rechter met de deskundige stevig de discussie is aangegaan over de vraag of het begrip onverdraagzaamheid een rol kan spelen bij de beoordeling van de vrijheid van meningsuiting van een politicus.
Het door de verdediging genoemde verschil in stelligheid van de formuleringen doet vermoeden dat de woorden tijdens deze actieve ondervraging niet telkens op een goudschaaltje zijn gewogen.
De rechtbank kan goed volgen dat de rechter het accent niet op de zogenaamde Handyside-lijn heeft gelegd. Die benadering was blijkens de toelichting op het wrakingsverzoek immers juist door Cliteur in zijn rapportage benadrukt en bepleit.
Ook op dit onderdeel heeft daarom te gelden dat geen sprake is van vaststaande opvattingen die reeds daarom dan wel vanwege de onbegrijpelijkheid van de geuite opvattingen vrees voor vooringenomenheid kunnen opwekken.
Ten slotte mag aangenomen worden dat deze deskundige bestand is tegen een stevige aanpak. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat laatste ook wel uit zijn bijdrage, nu hij zelf het gesprek met de rechter als een gedachtenexperiment karakteriseert en wenst voort te zetten (geciteerd onder 5.2).
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het voorgaande, aan de wijze waarop de rechter de deskundige heeft bejegend dan ook niet de conclusie worden verbonden dat ze een vooringenomen visie had op de draagwijdte van het onverdraagzaamheidscriterium.