ECLI:NL:RBDHA:2016:13768
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij de asielaanvraag van eiseres, een Columbiaanse vrouw, niet in behandeling is genomen. Eiseres had op 23 juli 2016 asiel aangevraagd, maar het verzoek werd afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres verzocht tevens om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen terwijl het beroep aanhangig was.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat eiseres sinds 2011 in verschillende Europese landen asielaanvragen had ingediend onder verschillende namen en nationaliteiten, met de laatste aanvraag in Italië op 14 juli 2016. De rechtbank oordeelde dat Italië niet tijdig had gereageerd op het verzoek om eiseres terug te nemen, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië met ingang van 2 september 2016 vaststond. Eiseres stelde dat haar eeneiige tweelingzus verantwoordelijk was voor de Eurodac-treffers, maar de rechtbank verwierp deze stelling, wijzend op het feit dat vingerafdrukken uniek zijn en dat ook eeneiige tweelingen verschillende vingerafdrukken hebben.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een overdracht aan Italië onevenredig hard zouden maken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W. Ente, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Paulus.