ECLI:NL:RBDHA:2016:13814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
16/24651 en 16/24652
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in verband met verblijfsvergunning in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2016 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, die de Syrische nationaliteit bezit en een verblijfsvergunning in Polen heeft. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de asielaanvraag van eiser op 27 oktober 2016 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen terwijl het beroep loopt.

Tijdens de zitting op 10 november 2016 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat eiser internationale bescherming geniet in Polen en dat er geen reden is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, ondanks het feit dat zijn echtgenote en minderjarige zoon in Nederland verblijven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Polen niet naar behoren zal worden behandeld. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om ambtshalve te toetsen of eisers uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Eiser kan een aanvraag voor gezinshereniging indienen als hij dat wenst.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/24651 (beroep) en AWB 16/24652 (verzoek)
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 10 november 2016 in de zaak tussen

[naam], eiser en verzoeker, hierna: eiser,

gemachtigde: mr. drs. R.E.J.M. van den Toorn,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins.

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser heeft tevens een voorlopige voorziening verzocht ter voorkoming van uitzetting hangende het beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig C. Atrushi, tolk in de taal Syrisch-Arabisch. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Niet in geschil is dat eiser in het bezit is van de Syrische nationaliteit en beschikt over een verblijfsvergunning in Polen. In geschil is of verweerder gehouden was de asielaanvraag van eiser toch inhoudelijk te behandelen, gelet op het feit dat eisers Irakese echtgenote en zijn in Nederland geboren minderjarige zoon rechtmatig in Nederland verblijven.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser geniet immers internationale bescherming in een andere lidstaat van de Europese Unie. Niet is gebleken dat eiser in Polen niet overeenkomstig de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) zal worden behandeld.
4. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij gelet op artikel 3.6a, tweede lid, van het Vb niet gehouden was ambtshalve te toetsen of eisers uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Indien eiser gezinshereniging met zijn (gestelde) echtgenote en zoon wenst, staat het hem vrij een daartoe strekkende aanvraag in te dienen.
5. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nr. AWB 16/24651:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak met nr. AWB 16/24652:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het beroep, kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: