ECLI:NL:RBDHA:2016:13819
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis Somalië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 9 augustus 2016 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaarschrift van eiseres ongegrond.
Tijdens de zitting op 11 november 2016 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden had afgewezen, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, evenals de relevante hoofdstukken van de Vreemdelingencirculaire 2000. Eiseres had ook een beroep gedaan op de Gezinsherenigingsrichtlijn, het EU Handvest en artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, maar dit beroep werd door de rechtbank afgewezen. De rechtbank verwees hierbij naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die in het bestreden besluit was vermeld.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had afgezien van de hoorplicht en dat het beroep van eiseres ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd mondeling gedaan en het proces-verbaal werd op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.