ECLI:NL:RBDHA:2016:13842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
16/24671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Gambiaanse eiser wegens ongeloofwaardig relaas en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2016 uitspraak gedaan in de bodemzaak van een Gambiaanse eiser die beroep had ingesteld tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser, die eerder een verblijfsvergunning regulier had, had zijn asielaanvraag ingediend op 13 november 2015, na problemen te hebben ondervonden in Gambia, waaronder verhoor en mishandeling door de autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende concrete informatie kon geven over zijn oom, die betrokken zou zijn geweest bij een coup, en dat zijn verklaringen niet consistent waren. Bovendien werd de manier waarop de eiser in het bezit was gekomen van documenten die zijn verhaal moesten onderbouwen, als verdacht beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Gambiaanse autoriteiten stond. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/24671
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 15 november 2016 in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde mr. M.C. Heijnneman,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. J.A.C.M. Prins.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 oktober 2016 (het bestreden besluit), genomen in de zogeheten algemene asielprocedure, waarbij zijn asielaanvraag is afgewezen.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 10 november 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Gambiaanse nationaliteit. Met ingang van 5 januari 2010 heeft verweerder eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij zijn echtgenote. Deze vergunning is laatstelijk verlengd tot 5 januari 2016. Bij besluit van 6 januari 2012 heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken met terugwerkende kracht tot 2 februari 2011. Op 4 januari 2013 is eisers bezwaar daartegen ongegrond verklaard. Eiser heeft daarna drie maal een aanvraag tot wijziging van de beperking van zijn vergunning ingediend, welke allemaal zijn afgewezen.
2. Op 13 november 2015 heeft eiser een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan deze aanvraag ligt het volgende ten grondslag. Eiser verbleef vanaf jonge leeftijd in het gezin van zijn oom, die werkzaam was in het leger, in de beveiliging van de president. Eiser vermoedt dat zijn oom in naam van de president mensen heeft vermoord, waaronder [naam 1]. De oom van eiser was betrokken bij een mislukte coup in 2009 en eiser wordt door de Gambiaanse autoriteiten gezocht omdat ze via hem de verblijfplaats van zijn oom willen achterhalen. Na de coup en het verdwijnen van de oom zijn de autoriteiten bij eiser thuis geweest, waar ze documenten van de oppositiepartij hebben gevonden. Eiser is meegenomen, verhoord, mishandeld en vervolgens weer vrijgelaten met een meldplicht. Aan deze meldplicht heeft hij niet voldaan, hij is toen naar Nederland gereisd met de machtiging tot voorlopig verblijf die reeds aan hem was verleend. Voordat eiser vertrok heeft hij aan een groep vrienden vertelt wie er verantwoordelijk is voor de moord op [naam 1] . Eén van die vrienden heeft het gesprek opgenomen en, toen eiser reeds in Nederland was, deze opname aan de autoriteiten gegeven. Tot slot wordt eiser gezocht door de Gambiaanse autoriteiten omdat hij vanuit Nederland contact heeft gehad met [naam 2] . Deze persoon wordt eveneens gezocht door de autoriteiten.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder acht eisers identiteit en nationaliteit geloofwaardig. Het gehele asielrelaas acht verweerder ongeloofwaardig. Daartoe heeft verweerder allereerst aan eiser tegengeworpen dat hij pas eind 2015 te kennen geeft dat hij bescherming wenst, terwijl hij al in 2009 problemen heeft ondervonden. Dat eiser eerst regulier verblijf had doet hier niet aan af, omdat zijn verblijfsvergunning reeds op 6 januari 2012 is ingetrokken. Voorts heeft verweerder overwogen dat eiser nauwelijks enig concreet feit kan noemen over zijn oom en diens gezin. Het is niet geloofwaardig dat eiser geen basale informatie kan verschaffen over de werkzaamheden van zijn oom, noch over de kinderen van zijn oom, terwijl hij stelt te zijn opgegroeid in dit gezin en een normale relatie te hebben gehad met deze mensen. Ten aanzien van de overgelegde oproepen van de Gambiaanse politie stelt verweerder zich op het standpunt dat de manier waarop eiser stelt deze in zijn bezit te hebben gekregen bevreemding wekt. Bovendien blijkt uit de verklaringen niet dat eiser gezocht wordt vanwege de betrokkenheid van zijn oom bij de coup. Ook in de overgelegde algemene informatie over de coup is geen verband te vinden met eiser of zijn oom.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op diverse aspecten van eisers asielrelaas. Het bestreden besluit is in strijd met Werkinstructie 2014/10, nu niet alle relevante interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren zijn beoordeeld. Eiser heeft in beroep passages uit het rapport ‘Dangerous to Dissent’ van Amnesty International van juni 2016 overgelegd. Het relaas van eiser past in het beeld dat uit dit rapport naar voren komt. Voorts heeft eiser een artikel uit de Telegraph van 2 januari 2015 overgelegd, waaruit blijkt dat Gambianen in het buitenland door de regering worden aangemerkt als aanstichters van de politieke onrust in het land. Tot slot heeft eiser verwezen naar zijn Facebook-pagina, waar hij diverse berichten omtrent de politieke en mensenrechtensituatie in Gambia heeft gedeeld. Eiser past in het risicoprofiel van een tegenstander van het regime.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij geen concrete verklaringen heeft afgelegd over het gezin van zijn oom en over de werkzaamheden van zijn oom. Dat eiser afkomstig is uit een cultuur waar je als kind geen vragen stelt aan je ouders, is onvoldoende om tot een ander oordeel te kunnen leiden. Eiser stelt dat hij van zijn 8e tot zijn 17e in het gezin van zijn oom heeft verbleven, zodat van hem verwacht mag worden dat hij in ieder geval over het dagelijks leven van het gezin concrete verklaringen kan afleggen. Op grond van het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij zijn oom is opgegroeid, zodat de problemen die eiser vanwege zijn oom stelt te hebben ondervonden, niet geloofwaardig zijn.
6. De documenten die eiser ter onderbouwing van de problemen die hij vanwege zijn oom heeft ondervonden, heeft overgelegd, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Uit de overgelegde oproepen van de politie valt niet af te leiden dat de politie eiser zocht vanwege zijn oom en diens betrokkenheid bij de coup. Op de oproepen staat immers vermeld dat eiser wordt verzocht zich te melden vanwege een politieke demonstratie. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de manier waarop eiser in het bezit van deze stukken zou zijn gekomen bevreemding wekt. Eiser heeft geen concrete verklaringen afgelegd over hoe de door hem genoemde vriend in het bezit van deze stukken is gekomen terwijl eiser reeds in Nederland verbleef. Ten aanzien van de overige door eiser overgelegde stukken over de coup, stelt de rechtbank vast dat daarin geen verband met eiser of zijn oom is te vinden.
7. De rechtbank volgt eisers betoog dat verweerder ten onrechte niet op de overige elementen van zijn relaas is ingegaan niet. Eiser heeft verklaard dat hij de informatie over de moord op [naam 1] van zijn oom heeft gekregen. Ook het contact met [naam 2] heeft eiser gerelateerd aan de problemen die hij stelt reeds te hebben gehad vanwege zijn oom. Nu verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn oom niet geloofwaardig zijn, heeft hij op grond daarvan eveneens terecht geconcludeerd dat eisers overige verklaringen niet geloofwaardig zijn.
8. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat eisers relaas overeenkomt met informatie uit algemene bronnen, zoals het door eiser in beroep overgelegde rapport van Amnesty International, onvoldoende is om tot een ander oordeel te leiden. Het is immers aan eiser om zijn relaas aannemelijk te maken door middel van zijn eigen verklaringen dan wel documenten die op hem persoonlijk zien. Daar is eiser niet in geslaagd, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers asielrelaas niet geloofwaardig is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Gambiaanse autoriteiten staat.
9. Ten aanzien van eisers betoog dat hij reeds vanwege zijn verblijf in het buitenland en zijn Facebook-pagina een risico loopt bij terugkeer, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de door eiser overgelegde bronnen blijkt niet dat iedere persoon die vanuit het buitenland terugkeert naar Gambia een risico loopt. Voorts heeft eiser niet aangetoond dat de Gambiaanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn Facebook-pagina. Bovendien heeft eiser op deze pagina slechts artikelen gedeeld die door anderen zijn geschreven en gebruikt hij op deze pagina niet zijn eigen naam. De beroepsgrond faalt.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: