Uit een artikel van de Volkskrant van 13 mei 2016 volgt dat er tussen Duitsland en Nederland discussie was over 900 asielzoekers die in Eurodac zijn geregistreerd. Duitsland weigerde deze personen terug te nemen, omdat ze geen asiel hadden aangevraagd in Duitsland.
Voorts blijkt uit een e-mailbericht van het Bundesambt für Migration und Flüchtlinge (BAMF) van 20 juni 2016 aan de gemachtigde van eiser, betreffende een andere vreemdeling en de brief van het BAMF van 4 juli 2016, die is gericht aan een andere advocaat dan de gemachtigde van eiser, eveneens betrekking hebbende op een andere vreemdeling, dat iedere vluchteling die vingerafdrukken heeft afgegeven, los van het feit of die nu wel of niet in Duitsland een asielverzoek heeft ingediend, onder categorie 1 (asielzoeker) wordt geregistreerd. Gelet daarop kan niet van de juistheid van de registratie van eiser in Eurodac als ‘asielzoeker’ worden uitgegaan. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser daartoe gewezen op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 20 juli 2016 (AWB 16/13771 en 16/13764), waarin is geoordeeld dat uit de voornoemde brief van BAMF van 4 juli 2016 volgt dat aan de registratie van Eurodac geen absolute bewijswaarde kan worden gehecht. Daarmee kan niet langer worden volgehouden dat het BAMF de kwestie of eiser nu wel of niet in Duitsland een asielverzoek heeft ingediend, ook deugdelijk heeft onderzocht.
Daarnaast volgt uit de informatie van de verbindingsambtenaar dat hij in het dossier van eiser slechts een meldbrief om asiel aan te vragen van 6 februari 2016 heeft aangetroffen en kennelijk geen asielaanvraag heeft gevonden. Verweerder heeft ten onrechte verzuimd om de desbetreffende stukken aan het dossier toe te voegen en deze in dit geding over te leggen. Eiser stelt verder dat er nader onderzoek is verricht in de zin dat telefonisch contact is geweest tussen de gemachtigde van eiser en een medewerker van het BAMF. Deze medewerker heeft de gemachtigde van eiser voor nadere informatie verwezen naar verweerder, omdat die van alles op de hoogte zou zijn. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiser het BAMF toch middels een faxbericht van 7 augustus 2016 en een e-mailbericht van 8 augustus 2016 aangeschreven om nadere informatie te verkrijgen. Ter zitting is desgevraagd toegelicht dat er geen reactie is gekomen van het BAMF op voornoemde correspondentie en dat hij dit ook niet verwacht.
Ter zitting heeft eiser voorts naar voren gebracht dat hij mondeling, noch schriftelijk een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan in Duitsland. Zo hij een dergelijk verzoek al mondeling zou hebben gedaan in Duitsland, dan kan hij zijn wil daarover nog veranderd hebben.
Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn stellingen naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 26 juli 2016 (AWB 16/11946 en 16/11949).
Tot slot voert eiser aan dat Duitsland ook niet op grond van artikel 13 van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. In het bestreden besluit gaat verweerder ten onrechte niet in op dit standpunt in de zienswijze.