ECLI:NL:RBDHA:2016:14109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
C-09-506212-KG ZA 16-249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de herontwikkeling van de Frisozaal te Voorschoten in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers [A] c.s. een kort geding aangespannen tegen de gemeente Voorschoten. De zaak betreft een openbare verkoopprocedure voor de herontwikkeling van de Frisozaal, een gymzaal met cultuurhistorische waarde. De gemeente had twee inschrijvingen ontvangen die gelijk eindigden, maar besloot uiteindelijk de andere inschrijver te verkiezen op basis van een beoordeling die volgens eisers niet transparant was. De voorzieningenrechter heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechter concludeert dat de gemeente binnen haar beoordelingsvrijheid is gebleven en dat de vorderingen van [A] c.s. niet voor toewijzing in aanmerking komen. De rechter wijst de vorderingen af en veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/506212 / KG ZA 16/249
Vonnis in kort geding van 23 september 2016
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[B] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. J.G. Hinnen te Leiden,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de gemeente Voorschoten,
zetelende te Voorschoten,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. van der Gouw te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [A] c.s.’ en ‘de Gemeente’.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding met de daarbij en de nadien overgelegde producties.
1.2.
Op 7 april 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen om, kort gezegd, een advies in te winnen van een onafhankelijk deskundige en het geschil zo mogelijk in onderling overleg te beëindigen.
1.3.
Nadat de zaak op verzoek van [A] c.s. tweemaal nader is aangehouden, hebben [A] c.s. verzocht om een voortzetting van de mondelinge behandeling. Deze is bepaald op 9 september 2016.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens kennis genomen van de door beide partijen nader overgelegde producties, alsmede van de door [A] c.s. in de brief van 6 september 2016 vermelde eiswijziging.
1.5.
Op 9 september 2016 is de mondelinge behandeling voortgezet, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Gemeente wenst door middel van een openbare verkoopprocedure een koper te selecteren die voor eigen rekening en risico zorg draagt voor de herontwikkeling van de Frisozaal; een in 1953 gebouwde gymzaal, gelegen aan de Johan Willem Frisolaan 18 in Voorschoten. Deze zaal is als gevolg van de realisatie van een nieuwe gymzaal overbodig geworden, maar de Gemeente wenst het object te behouden vanwege de hoge cultuurhistorische waarde. In de “Selectieleidraad Verkoopprocedure Frisozaal” van 26 november 2015 (hierna: de Selectieleidraad) heeft de Gemeente beschreven aan welke eisen en voorwaarden de inschrijvingen moeten voldoen, waarop deze worden beoordeeld en hoe de beoordeling zal plaatsvinden.
2.2.
Uit de Selectieleidraad blijkt onder meer dat gunning plaatsvindt op basis van het criterium economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). Het criterium prijs wordt bepaald aan de hand van het door de inschrijver in te dienen bod. De kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de visie van de inschrijver op de ontwikkeling, die bestaat uit twee in te dienen schetsontwerpen en een Plan van Aanpak. In de Selectieleidraad is onder meer bepaald dat, indien twee inzendingen met een gelijke score eindigen, de hoogste score op het aspect ‘de mate waarin recht wordt gedaan aan historie’ van doorslaggevend belang is en dat wordt geloot als die score ook gelijk is.
2.3.
De beoordeling van de ontvangen inschrijvingen heeft ertoe geleid dat twee plannen een gelijke eindscore van 9,5 hebben behaald, te weten de inschrijving van [A] c.s., genoemd “ [plan 1] ” en de inschrijving van een andere partij, genoemd “ [plan 2] ” (hierna: de andere gegadigde).
2.4.
In een brief van de Gemeente aan [A] c.s. van 10 februari 2016 heeft de Gemeente meegedeeld dat zij voornemens is de verkoop van de Frisozaal aan de andere gegadigde te gunnen. In deze brief staat vermeld, voor zover thans relevant:
“In de selectieleidraad staat dat indien (2) inzendingen gelijk eindigen het behoudt van de historische uitstraling leidend is. Op basis van de scorelijst Historische Uitstraling (bijlage 2) scoort u, helaas, lager.”
In de bij deze brief gevoegde bijlage 2 is een tabel opgenomen, waaruit blijkt dat de inschrijving van [A] c.s. op “Historische Uitstraling” een score heeft behaald van 90 en de inschrijving van de andere gegadigde een score van 96 (van een totaal te behalen score van 120). Deze scores zijn opgebouwd uit scores op de criteria “Bouwkundige kwaliteit” van respectievelijk 65 en 60, “Verkeerskundige kwaliteit” van respectievelijk 10 en 18 en “Kwaliteit van de bestemming c.q. het programma” van respectievelijk 15 en 18. Deze drie criteria zijn onverdeeld in meerdere subcriteria. De subcriteria van het criterium Verkeerskundige kwaliteit zijn i) de kwaliteit van de ontsluiting van het plan en ii) de mate waarin en wijze waarop invulling wordt gegeven aan ‘parkeren op eigen terrein’ c.q. de wijze waarop wordt voldaan aan de parkeernorm. De subcriteria van het criterium Kwaliteit van de bestemming c.q. het programma zijn i) of c.q. de mate waarin de planologische kaders in acht worden genomen en ii) de beoogde bestemming c.q. de programmatische invulling en de mate waarin die aansluit bij het gebouw en omgeving.
2.5.
[A] c.s. hebben aan de Gemeente aangegeven zich niet te kunnen vinden in voormelde beoordeling, waarna zij dit kort geding aanhangig hebben gemaakt. Na de mondelinge behandeling in deze procedure van 7 april 2016 hebben beide partijen aan de stichting Dorp, Stad & Land (hierna: DSL) verzocht advies uit te brengen omtrent de vraag welke van de twee plannen “ [plan 1] ” en “ [plan 2] ” het hoogste scoort op ‘de mate waarin recht wordt gedaan aan historie’.
2.6.
DSL heeft op 15 juli 2016 de laatste en definitieve versie van haar rapport (hierna: het rapport) aan partijen verstrekt. In het rapport staat, voor zover thans relevant en verkort weergegeven, vermeld:
  • dat de vergelijking van de beide plannen inzake ‘de mate waarin recht wordt gedaan aan historie’ heeft plaatsgevonden aan de hand van de onderdelen Gevels en daken, Interieur, Omgeving/groen en Gebruik;
  • bij het plan “ [plan 1] ” ten aanzien van Omgeving:
“Het authentieke beeld van de open en groene omgeving wordt op hoofdlijnen als volgt gewijzigd:
  • Rondom worden hagen geplaatst op de erfafscheidingen.
  • Er wordt een pad gecreëerd voor de nieuwe ontsluiting van de woning.
  • Er worden 6 parkeerplaatsen en een aantal fietsenbeugels op het terrein toegevoegd (waarvan 3 via een te maken inrit aan de J.W. Frisolaan, ten bate van de maatschappelijke nevenfunctie).”
en ten aanzien van Gebruik:
“Door het beschikbaar stellen van de voormalige entree/kleedgebouw blijft (volgens opgave planindiener) 45% van het complex een maatschappelijke functie behouden.”
 bij het plan “ [plan 2] ” ten aanzien van Omgeving:
“Het authentieke beeld van de ‘open’ groene omgeving wordt op hoofdlijnen als volgt gewijzigd:
  • Rondom worden hagen (‘van voldoende hoogte’) geplaatst op de erfafscheidingen.
  • Er wordt paden gecreëerd voor de extra nieuwe ontsluitingen van beide woningen.
  • Er worden 3 parkeerplaatsen langs de Juliana van Stolberglaan toegevoegd en een aantal fietsenbeugels (ter plaatse van de berging) ten bate van de maatschappelijke nevenfunctie.”
en ten aanzien van Gebruik:
“Door het beschikbaar stellen van de voormalige entree/kleedgebouw blijft (volgens opgave planindiener) 12% van het complex een maatschappelijke functie behouden.”
 in de Conclusie dat i) aan de aspecten Gevels en daken en Interieur het meeste belang wordt gehecht, waarbij de gevels en daken in het plan “ [plan 1] ” het minst worden gewijzigd en er qua interieur in beide plannen weinig authentiek is, ii) de oorspronkelijk open omgeving van de gymzaal in beide plannen gelijkelijk wordt gewijzigd door het aanbrengen van heggen als erfafscheiding, maar dat in het plan “ [plan 1] ” op een bepaalde plek parkeerplaatsen en fietsenrekken worden toegevoegd, waardoor dat plan op het aspect Omgeving minder goed scoort, iii) het plan “ [plan 1] ” positief scoort inzake gebruikshistorie, omdat een relatief groot oppervlak van het complex (45%) een maatschappelijke functie behoudt en de oorspronkelijke hoofdentree op de hoek zijn functie als entree van een openbaar gebouw behoudt. De conclusie in het rapport luidt vervolgens dat het plan “ [plan 1] ” het hoogste scoort op het aspect ‘de mate waarin recht wordt gedaan aan historie’.

3.Het geschil

3.1.
[A] c.s. vorderen, na wijziging van eis – zakelijk weergegeven – de Gemeente te verbieden om uitvoering te geven aan het voornemen van 10 februari 2016 om de aankoop te gunnen aan de andere gegadigde en de Gemeente op te dragen deze te gunnen aan [A] c.s. en om binnen twee weken na dit vonnis met hen de koop-/realisatieovereenkomst te sluiten en alle daaruit voortvloeiende verplichtingen tijdig na te komen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Daartoe voeren [A] c.s. – samengevat – het volgende aan. De Gemeente heeft het begrip ‘de mate waarin recht wordt gedaan aan historie’ in de Selectieleidraad niet nader uitgewerkt en pas achteraf (sub)criteria en een puntentelling daarvoor bedacht. Dit had vooraf bekend moeten zijn om te voorkomen dat inschrijvers zijn overgeleverd aan de willekeur van de Gemeente. [A] c.s. kunnen ook niet instemmen met de thans door de Gemeente gehanteerde criteria. De criteria Verkeerskundige kwaliteit en Kwaliteit bestemming c.q. programma hebben namelijk niets te maken met de historische uitstraling. De hiervoor van belang zijnde subcriteria staan vermeld bij het onderdeel Bouwkundige kwaliteit. Daarop scoren [A] c.s. beter dan de andere gegadigde, zodat aan hen gegund moet worden. Daar komt bij dat ook DSL in het rapport heeft geconcludeerd dat het plan van [A] c.s. het meeste recht doet aan historie. Geen der partijen heeft tegen dit advies bezwaren geformuleerd en het staat de Gemeente niet vrij om dit advies ongemotiveerd terzijde te schuiven en aan haar standpunt vast te houden.
3.3.
De Gemeente voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Vooropgesteld wordt dat in de Selectieleidraad is omschreven hoe er zal worden gehandeld indien twee inschrijvers gelijk eindigen, namelijk dat dan zal worden beoordeeld in welk plan het meeste recht wordt gedaan aan historie. Een dergelijk criterium kan vooraf nader – al dan niet tot in detail – uitgewerkt worden, maar van een verplichting daartoe is geen sprake. Voor zover [A] c.s. anderszins hebben willen betogen, wordt daaraan voorbij gegaan. Indien [A] c.s. een nadere uitwerking van dit criterium hadden gewild, had het op hun weg gelegen de Gemeente daar voorafgaand aan hun inschrijving om te verzoeken. De Gemeente heeft blijkens de in de Selectieleidraad opgenomen planning aan inschrijvers de gelegenheid geboden voor het stellen van vragen, maar gesteld noch gebleken is dat [A] c.s. daarvan op dit punt gebruik hebben gemaakt.
4.2.
De gehanteerde opzet leidt ertoe dat de beoordelingscommissie op dit punt een ruime mate van beoordelingsvrijheid heeft, zo heeft de Gemeente terecht naar voren gebracht. Deze commissie heeft bij haar beoordeling – naast het criterium Bouwkundige kwaliteit ten aanzien waarvan tussen partijen niet in geschil is dat hierop acht moet worden geslagen – van belang geacht de criteria Verkeerskundige kwaliteit en Kwaliteit van de bestemming c.q. het programma. Zij heeft in dat kader punten toegekend voor de daaronder vallende subcriteria als genoemd onder 2.4 (kort gezegd: de ontsluiting, het parkeren, het planologische kader en de beoogde bestemming/programmatische invulling). [A] c.s. menen dat deze (sub)criteria niets te maken hebben met de mate waarin recht wordt gedaan aan historie, maar de Gemeente heeft voldoende toegelicht waarom zij meent dat dit wel het geval is. Bij de historische waarde is volgens haar niet alleen het object van belang, maar ook het object bezien in zijn omgeving. Zij heeft daarbij gewezen op zowel het erfgoedbeleid van de Gemeente als Richtlijnen hieromtrent van het Rijk, waarin de ensemblewaarde wordt genoemd als een criterium en/of een waarde. Voormelde door de Gemeente gehanteerde subcriteria zijn daarop van invloed. Daar komt bij dat in het rapport ook acht wordt geslagen op de ontsluiting van de woning en de parkeerplaatsen op het terrein, te weten bij het onderdeel Omgeving en Gebruik, en op de bestemming. Deze aspecten worden dus ook door een ter zake onafhankelijk deskundige van belang geacht voor de beoordeling van de mate waarin de plannen recht doen aan historie.
4.3.
Aan de stelling van [A] c.s. dat de Gemeente, gelet op de door partijen gemaakte afspraken en het door DLS uitgebrachte advies, niet meer mag vasthouden aan haar eigen beoordeling, wordt voorbij gegaan. De voorzieningenrechter is enkel gebleken dat partijen met elkaar zijn overeengekomen om door DLS een advies te laten uitbrengen. Voorts heeft de voorzieningenrechter op de eerste zitting weliswaar aan partijen meegegeven om met elkaar af te spreken dat zij zich in beginsel bij de beoordeling door de deskundige zullen neerleggen, maar gesteld noch gebleken is dat partijen daartoe zijn overgegaan. De omstandigheid dat [A] c.s. daartoe bereid waren, zoals zij hebben gesteld, is daartoe onvoldoende. Voor het maken van een afspraak is immers wilsovereenstemming nodig. De Gemeente heeft voorts gemotiveerd toegelicht waarom zij op onderdelen een andere afweging maakt dan DSL en/of van andere gegevens uitgaat, bijvoorbeeld ten aanzien van wat volgens haar als maatschappelijke functie kan worden beschouwd. Alhoewel het de voorkeur had genoten als de Gemeente dit een en ander reeds bij de deskundige naar voren had gebracht voordat het rapport definitief was, kan niet worden geconcludeerd dat de Gemeente in redelijkheid niet tot deze afweging en beoordeling heeft kunnen komen en de grenzen van haar toekomende ruime beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
4.4.
De vorderingen komen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. [A] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [A] c.s. in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Gemeente begroot op € 1.843,--, waarvan € 1.224,-- aan salaris advocaat en € 619,-- aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2016.
ts