3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op 6 augustus 2016 omstreeks 06.15 uur zat L.C. [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 2]) op een bankje op station Centrum West te Zoetermeer. Ze was samen met een vriend, [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]). [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zaten allebei met hun mobiele telefoon in hun handen. Twee jongens kwamen op hen aflopen en een van de jongens zei “dit is een straatroof, geef je telefoon”. Een van jongens stapte naar [slachtoffer 2] toe en pakte met zijn hand haar pols beet. Hij pakte de arm waarin zij haar telefoon beet had. Ze deed haar hand open zodat de jongen de telefoon kon pakken. [slachtoffer 2] zag dat de jongen haar telefoon (Iphone 5S) pakte. Vervolgens zag ze dat de andere jongen de telefoon van [slachtoffer 1] probeerde af te pakken en dat [slachtoffer 1] zijn telefoon probeerde vast te houden. De jongen die de telefoon van haar had afgepakt, hielp bij de andere jongen met het afpakken van de telefoon van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2] zag dat een jongen [slachtoffer 1] naar achteren duwde en dat de andere jongen aan de telefoon en aan [slachtoffer 1] handen trok. Ze zag dat het de jongens lukte de telefoon uit de handen van [slachtoffer 1] te trekken. De jongens renden direct weg in de richting van de Passage.
[slachtoffer 2] had deze jongens eerder op de avond gezien in café Spetters in Zoetermeer. Toen zij en [slachtoffer 1] omstreeks 06:00 uur vanaf Spetters richting het station Centrum West liepen, door het Stadshart, zag [slachtoffer 2] bovengenoemde jongens aan de andere zijde van de straat lopen. Haar was opgevallen dat de jongens naar hen keken toen zij daar liepen.
Ze had toen ook haar telefoon in haar handen. De jongens liepen ook het station op. Op het station heeft [slachtoffer 2] ze even niet gezien, totdat ze zag dat ze naar haar toe kwamen lopen.
[slachtoffer 2] geeft als signalement: beide jongens waren donker getint en rond de 20 jaar oud; één jongen was ongeveer 180 à 190 centimeter groot en had een slank en atletisch postuur; deze jongen droeg een donkerblauwe jas met capuchon; deze capuchon had hij op.
De andere jongen was groter, 190 à 200 centimeter groot; deze jongen was ook slank en had een atletisch figuur; ook hij droeg een donkere jas met capuchon.
Ook [slachtoffer 1] verklaart dat hij op zaterdag 6 augustus 2016 omstreeks 06:00 uur vanuit café Spetters zag dat er twee jongens met hem en zijn vriendin meeliepen in de richting van station Centrum West. De jongens liepen aan de andere zijde van de winkelstraat. Op het station, bij spoor 1, is [slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 2] op een bankje gaan zitten. Zij pakten allebei hun telefoon. [slachtoffer 1] zag dat de twee jongens die hij eerder had gezien op de halte van spoor 1 heen en weer liepen. Ze liepen minimaal twee keer langs [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tot ze naast hen kwamen staan. [slachtoffer 1] keek op en zag dat de twee jongens binnen armlengte voor hen stonden. Voordat hij het wist, duwde de kleinere jongen hem tegen zijn linkerschouder naar achteren.
[slachtoffer 1] zag en voelde dat de langere jongen zijn telefoon (Iphone 6s+) uit zijn rechterhand wilde trekken. [slachtoffer 1] verzette zich en hield zijn telefoon goed vast. [slachtoffer 1] zag dat de langere jongen zijn hele arm vastpakte en onder zijn oksel vast zette. Wederom begon de lange jongen aan de telefoon [slachtoffer 1] te trekken.
[slachtoffer 1] hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat het het beste was om de telefoon los te laten. [slachtoffer 1] had het idee dat hij niet zou winnen van die jongens en voelde zich bang. Hij liet los omdat hij wist niet wat de jongens zouden doen als hij zijn telefoon bleef vasthouden.
[slachtoffer 1] beschrijft de daders als volgt. Dader 1: donkere huidskleur, ongeveer 1.86 meter lang, normaal postuur, donkere broek, blauwe poncho. Dader 2: donkere huidskleur, ongeveer 1.95 meter lang, breed postuur, donkere broek, blauwe poncho.
Verbalisant Van der Geest was in de vroege ochtend van 6 augustus 2016 in uniform gekleed en belast met bikesurveillance in het Stadshart te Zoetermeer.
Omstreeks 03.30 uur zag verbalisant ter hoogte van het Stadhuisplein twee jongemannen in het Stadshart, die hij herkende als de verdachte en [medeverdachte]. De verdachte, die ongeveer 1.70 meter lang is, was gekleed in een zwartkleurige broek en droeg een donkerkleurig vest/jas. [medeverdachte], die ongeveer 1.95 meter lang is, droeg een bordeauxrode trainingsbroek en een paars/blauwe Northface jas. Verbalisant sprak de jongens aan.
Vervolgens is verbalisant Van der Geest de verdachte en [medeverdachte] vanaf 03.30 uur meerdere keren tegengekomen in het Stadshart. Om 05.15 uur zag verbalisant op de bewakingscamera’s dat de verdachte en [medeverdachte] weer op het Stadhuisplein waren. Hij stapte op de fiets en reed in die richting. Hij zag beide jongens staan en zag ze weglopen in de richting van de Markt.
Hij volgde de jongens enige tijd en sprak ze vervolgens nog eens aan. Ze liepen weg en verbalisant verloor ze uit het oog. Verbalisant fietste naar het politiebureau en hoorde aldaar dat er een straatroof had plaatsgevonden op station Centrum West.
Ook enkele collega’s van verbalisant Van der Geest hebben twee personen gezien die rond 03.00 en 03.10 uur in of in de richting van het Stadshart liepen. Zij hebben deze personen herkend als de verdachte en [medeverdachte]. Er werd door twee verbalisanten specifiek melding gemaakt van de bordeauxrode trainingsbroek van [medeverdachte] met de tekst AS Roma.
De camerabeelden van Randstadrailstation Centrum West zijn door de HTM verstrekt en bij het uitkijken van deze beelden blijkt dat de beroving van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volledig te zien is. De daders zijn twee zeer donker getinte jongens, waarvan er één een zwarte jas met capuchon, vermoedelijk van het merk Northface, draagt. Deze jongen, jongen 1, heeft onder zijn jas ook een vest aan waarvan hij de capuchon op heeft. Ook draagt hij een donkerkleurige broek en zwarte schoenen met een opvallend witte zool. Jongen 2, de langste van de twee, draagt een blauwe jas, waarvan hij de capuchon over zijn hoofd heeft, vermoedelijk ook van het merk Northface. Ook draagt hij een donkerrode broek met daaronder zwarte schoenen.
Op de beelden van camera 2114 is te zien dat om 6:18:55 uur voornoemde jongens voor de aangevers gaan staan. Vervolgens is te zien dat jongen 2 naar de hand van aangeefster [slachtoffer 2] grijpt. Zij trekt haar hand achteruit waardoor jongen 2 niet direct de telefoon kan pakken. Hij buigt naar voren en pakt haar hand vast. Hij trekt de telefoon uit haar rechterhand. Jongen 1 probeert de telefoon van aangever [slachtoffer 1] af te pakken.
[slachtoffer 1] probeert zijn telefoon weg te houden. Jongen 2 komt dichter bij aangever en neemt diens arm in een overstrekking. Hierdoor kan aangever zich kennelijk niet langer verzetten.
Jongen 2 trekt de telefoon uit de hand van aangever [slachtoffer 1] terwijl jongen 1 de overstrekking blijft vasthouden. Jongen 1 en jongen 2 rennen weg nadat ze ook de telefoon van aangever [slachtoffer 1] hebben weggenomen.
Op de beelden die zijn verstrekt van zaterdag 6 augustus 2016 tussen 06.00 uur en 06.30 uur van Randstadrailstation Centrum West zijn geen andere personen te zien dan de twee daders en de twee aangevers. Ook zijn de jongens die op de beelden van camera 2110- 2111-2112 en 2113 te zien zijn, dezelfde jongens als die de aangevers beroven, hetgeen op camera 2114 te zien is.
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een zwarte Northface jas en een blauw vest aangetroffen.Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is een blauwe Northface jas met capuchon aangetroffen. In de fouillering van [medeverdachte] wordt een bordeauxrode trainingsbroek aangetroffen met een AS Roma embleem.
Verbalisant Van der Geest heeft de door de HTM verstrekte camerabeelden bekeken en op de beelden direct en zonder enige twijfel de man met de donkerrode broek herkend als [medeverdachte]. Ook herkent hij direct en zonder enige twijfel de verdachte als de man met de zwartkleurige jas en de capuchon over zijn hoofd.
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissarisen ook ter terechtzittingontkend de straatroven op 6 augustus 2016 te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard die nacht wel samen met [medeverdachte] te zijn geweest, maar niet op station Centrum West te zijn geweest en zichzelf ook niet op de camerabeelden van de HTM te herkennen.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, kan worden afgeleid dat het de verdachte is, die samen met medeverdachte [medeverdachte] op de camerabeelden van de HTM te zien is, terwijl zij de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van hun mobiele telefoon beroven. Deze diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat de uitspraak: "dit is een straatroof, geef je telefoon", niet bedreigend is. Gelet op de combinatie van deze uitspraak met het tijdstip en de locatie van de overval en met de omstandigheid dat de aangevers op een bank zaten en de overvallers tegenover hen stonden, kon bij hen de redelijke vrees ontstaan dat de overvallers bereid waren geweld te gebruiken - hetgeen ook is gebeurd.
Verbalisant Van der Geest heeft de verdachte en [medeverdachte] gedurende de nacht van 6 augustus 2016 diverse malen in het Stadshart gezien. Hij heeft de kleding beschreven die de verdachte en [medeverdachte] die nacht droegen, die overeenkomt met de kleding die beide daders tijdens de beroving droegen. Collega’s van verbalisant Van der Geest, die de verdachte die nacht ook hebben gezien, beschrijven dezelfde kleding. De genoemde bordeauxrode trainingsbroek van A.S. Roma is bovendien aangetroffen in de fouillering van [medeverdachte].
De camerabeelden van de HTM zijn duidelijk. Op de beelden, zoals weergegeven op pagina 63 tot en met 65, is de beroving te zien. Op de beelden weergegeven op pagina 61 en 62 zijn beide daders voorts duidelijk met hun gezicht in beeld.
Verbalisant Van der Geest herkent de verdachte en [medeverdachte] ook zonder enige twijfel als de daders van de beroving. Hij kent beide verdachten en heeft hen gedurende de nacht diverse malen gezien in dezelfde kleding die op de camerabeelden te zien is.
De omstandigheid dat de kleding die op de beelden te zien is en die ook door verbalisant Van der Geest is beschreven ook bij de verdachte en [medeverdachte] is aangetroffen, sterkt de rechtbank in haar overtuiging evenals het korte tijdsbestek tussen het moment dat verbalisant Van der Geest de verdachte en [medeverdachte] voor het laatst heeft gezien, te weten omstreeks 05:15 uur, en het tijdstip van de beroving, zijnde 06:18:55 uur.
De rechtbank is voorts, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte dat er sprake is van medeplegen. Immers de verdachte en [medeverdachte] zijn met zijn tweeën naar de aangevers toe gelopen, er is tegen hen gezegd “dit is een straatroof, geef je telefoon”, en vlak na elkaar zijn de telefoons van de aangevers met geweld weggenomen door de verdachte en [medeverdachte], waarbij de verdachte [medeverdachte] nog heeft geholpen om de telefoon van [slachtoffer 1] te kunnen wegnemen.
De verdachte heeft aldus een bijdrage aan de beroving geleverd die van voldoende gewicht was om van medeplegen te kunnen spreken.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste alternatief/cumulatief en onder 2 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november
2017;
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met bijlagen, van de politie
Eenheid Den Haag, nr. PL1500-2016-218847, d.d. 10 augustus 2016, opgemaakt in de
wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina 72/85);
- het proces-verbaal van de politie Eenheid Den Haag, team Forensische Opsporing,
nr. PL1500-2016-218847, d.d. 11 augustus 2016, opgemaakt in de wettelijke vorm door
een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (pagina 100/101).
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.