ECLI:NL:RBDHA:2016:14654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
09/857486-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging tijdens straatroof door twee verdachten

Op 1 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met een mededader betrokken was bij twee straatroven op 6 augustus 2016 te Zoetermeer. De slachtoffers, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], werden op het station Centrum West bedreigd en hun mobiele telefoons werden met geweld afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de slachtoffers hebben benaderd met de woorden 'dit is een straatroof, geef je telefoon', waarna zij de telefoons uit de handen van de slachtoffers hebben getrokken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, waarbij de feiten zijn gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat de rechtbank heeft doen besluiten tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de Reclassering en het volgen van een behandeling. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 50 dagen bevolen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/857486-16
Tul 09/818862-15
Datum uitspraak: 1 december 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
[adres] ,
thans preventief gedetineerd in de [dentenieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 november 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Roosma en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. L.A. Versteegh, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Iphone 6s+), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- op dreigende/dwingende toon tegen [benadeelde 1] zeggen: "dit is een straatroof, geef je
telefoon", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- duwen tegen het lichaam van die Van der Laaken en/of het vastpakken van een arm van [benadeelde 1]
en/of die arm onder zijn, verdachte's en/of medeverdachte's, oksel te trekken/houden en/of
aan de door [benadeelde 1] vastgehouden telefoon te trekken;
en/of
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Iphone 6s+), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- op dreigende/dwingende toon tegen die Van der Laaken zeggen: "dit is een straatroof, geef je
telefoon", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- duwen tegen het lichaam van [benadeelde 1] en/of het vastpakken van een arm van [benadeelde 1]
en/of die arm onder zijn, verdachte's en/of medeverdachte's, oksel te trekken/houden en/of aan de door [benadeelde 1] vastgehouden telefoon te trekken
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Iphone 5s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- op dreigende/dwingende toon tegen [benadeelde 2] zeggen: "dit is een straatroof, geef je telefoon",
althans woorden van gelijkedreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- vastpakken van een pols/arm van [benadeelde 2] en/of die telefoon uit de hand van [benadeelde 2] te
pakken;
en/of
hij op of omstreeks 06 augustus 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Iphone 5s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
het
- op dreigende/dwingende toon tegen [benadeelde 2] zeggen: "dit is een straatroof, geef je telefoon",
althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- vastpakken van een pols/arm van [benadeelde 2] en/of die telefoon uit de hand van [benadeelde 2] te
pakken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich samen met een ander
op 6 augustus 2016 te Zoetermeer schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld dan wel afpersing van een tweetal mobiele telefoons (feit 1 en 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
zal verklaren dat de verdachte feit 1 eerste alternatief/cumulatief en feit 2 eerste alternatief/cumulatief heeft begaan.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de officier van justitie haar requisitoir op schrift gesteld en aan de rechtbank overgelegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 en 2 bepleit, nu de verdachte ontkent deze feiten te hebben gepleegd en er geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een veroordeling te kunnen komen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte inderdaad in de nacht van 6 augustus 2016 in het Stadshart aanwezig was samen met [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ). Zij liepen wat rond en werden diverse malen door verbalisanten waargenomen. De verdachte zou een rode trainingsbroek en een blauwe jas hebben gedragen. De verdachte ontkent dit niet, maar wel dat hij op de camerabeelden van de HTM te zien zou zijn en dat hij een overval zou hebben gepleegd.
De verdachte heeft verklaard rond 05.30 naar huis te zijn gegaan.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat de camerabeelden waarop [verbalisant] de verdachte zou hebben herkend van dusdanig slechte kwaliteit zijn dat er in beginsel helemaal geen herkenning uit valt op te maken. De betreffende persoon is op de beelden ook op geen enkel moment in het gezicht te zien. De verdediging twijfelt dan ook aan de objectiviteit van de verbalisant alsmede aan de door hem gedane conclusies aangaande de herkenning omtrent de persoon van de verdachte.
Subsidiair, mocht de rechtbank menen dat de beelden van voldoende kwaliteit zijn, dan merkt de verdediging op dat de kleding niet van dusdanig onderscheidend karakter is dat enkel daaruit de conclusie kan worden getrokken dat het om de verdachte gaat.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op 6 augustus 2016 omstreeks 06.15 uur zat [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2] ) op een bankje op station Centrum West te Zoetermeer. Ze was samen met een vriend, [benadeelde 1] (verder: [benadeelde 1] ). [benadeelde 2] en [benadeelde 1] zaten allebei met hun mobiele telefoon in hun handen. Twee jongens kwamen op hen aflopen en een van de jongens zei “dit is een straatroof, geef je telefoon”. Een van jongens stapte naar [benadeelde 2] toe en pakte met zijn hand haar pols beet. Hij pakte de arm waarin zij haar telefoon beet had. Ze deed haar hand open zodat de jongen de telefoon kon pakken. [benadeelde 2] zag dat de jongen haar telefoon (Iphone 5S) pakte. Vervolgens zag ze dat de andere jongen de telefoon van [benadeelde 1] probeerde af te pakken en dat [benadeelde 1] zijn telefoon probeerde vast te houden. De jongen die de telefoon van haar had afgepakt, hielp bij de andere jongen met het afpakken van de telefoon van [benadeelde 1] . [benadeelde 2] zag dat een jongen [benadeelde 1] naar achteren duwde en dat de andere jongen aan de telefoon en aan [benadeelde 1] handen trok. Ze zag dat het de jongens lukte de telefoon uit de handen van [benadeelde 1] te trekken. De jongens renden direct weg in de richting van de Passage.
[benadeelde 2] had deze jongens eerder op de avond gezien in café Spetters in Zoetermeer. Toen zij en [benadeelde 1] omstreeks 06:00 uur vanaf Spetters richting het station Centrum West liepen, door het Stadshart, zag [benadeelde 2] bovengenoemde jongens aan de andere zijde van de straat lopen. Haar was opgevallen dat de jongens naar hen keken toen zij daar liepen.
Ze had toen ook haar telefoon in haar handen. De jongens liepen ook het station op. Op het station heeft [benadeelde 2] ze even niet gezien, totdat ze zag dat ze naar haar toe kwamen lopen.
[benadeelde 2] geeft als signalement: beide jongens waren donker getint en rond de 20 jaar oud; één jongen was ongeveer 180 à 190 centimeter groot en had een slank en atletisch postuur; deze jongen droeg een donkerblauwe jas met capuchon; deze capuchon had hij op.
De andere jongen was groter, 190 à 200 centimeter groot; deze jongen was ook slank en had een atletisch figuur; ook hij droeg een donkere jas met capuchon. [2]
Ook [benadeelde 1] verklaart dat hij op zaterdag 6 augustus 2016 omstreeks 06:00 uur vanuit café Spetters zag dat er twee jongens met hem en zijn vriendin meeliepen in de richting van station Centrum West. De jongens liepen aan de andere zijde van de winkelstraat. Op het station, bij spoor 1, is [benadeelde 1] samen met [benadeelde 2] op een bankje gaan zitten. Zij pakten allebei hun telefoon. [benadeelde 1] zag dat de twee jongens die hij eerder had gezien op de halte van spoor 1 heen en weer liepen. Ze liepen minimaal twee keer langs [benadeelde 2] en [benadeelde 1] tot ze naast hen kwamen staan. [benadeelde 1] keek op en zag dat de twee jongens binnen armlengte voor hen stonden. Voordat hij het wist, duwde de kleinere jongen hem tegen zijn linkerschouder naar achteren.
[benadeelde 1] zag en voelde dat de langere jongen zijn telefoon (Iphone 6s+) uit zijn rechterhand wilde trekken. [benadeelde 1] verzette zich en hield zijn telefoon goed vast. [benadeelde 1] zag dat de langere jongen zijn hele arm vastpakt en onder zijn oksel vast zette. Wederom begon de lange jongen aan de telefoon van [benadeelde 1] te trekken.
[benadeelde 1] hoorde [benadeelde 2] zeggen dat het het beste was om de telefoon los te laten. [benadeelde 1] had het idee dat hij niet zou winnen van die jongens en voelde zich bang. Hij liet los omdat hij wist niet wat de jongens zouden doen als hij zijn telefoon bleef vasthouden.
[benadeelde 1] beschrijft de daders als volgt. Dader 1: donkere huidskleur, ongeveer 1.86 meter lang, normaal postuur, donkere broek, blauwe poncho. Dader 2: donkere huidskleur, ongeveer 1.95 meter lang, breed postuur, donkere broek, blauwe poncho. [3]
[verbalisant] was in de vroege ochtend van 6 augustus 2016 in uniform gekleed en belast met bike surveillance in het Stadshart te Zoetermeer.
Omstreeks 03.30 uur zag verbalisant ter hoogte van het Stadhuisplein twee jongemannen in het Stadshart, die hij herkende als zijnde [medeverdachte] en de verdachte. [medeverdachte] , die ongeveer 1.70 meter lang is, was gekleed in een zwartkleurige broek en ook droeg hij een donkerkleurig vest/jas. De verdachte, die ongeveer 1.95 meter lang is, droeg een bordeauxrode trainingsbroek en een paars/blauwe Northface jas. Verbalisant sprak de jongens aan.
Vervolgens is [verbalisant] [medeverdachte] en de verdachte vanaf 03.30 uur meerdere keren tegengekomen in het Stadshart. Om 05.15 uur zag verbalisant op de bewakingscamera’s dat [medeverdachte] en de verdachte weer op het Stadhuisplein waren. Hij stapte op de fiets en reed in die richting. Hij zag beide jongens staan en zag ze weglopen in de richting van de Markt.
Hij volgde de jongens enige tijd en sprak ze vervolgens nog eens aan. Ze liepen weg en verbalisant verloor ze uit het oog. Verbalisant fietste naar het politiebureau en hoorde aldaar dat er een straatroof had plaatsgevonden op station Centrum West. [4]
Ook enkele collega’s van [verbalisant] hebben twee personen gezien die rond 03.00 en 03.10 uur in of in de richting van het Stadshart liepen. Zij hebben deze personen herkend als [medeverdachte] en de verdachte. Er werd door twee verbalisanten specifiek melding gemaakt van de bordeaux rode trainingsbroek van de verdachte met de tekst AS Roma. [5]
De camerabeelden van Randstadrailstation Centrum West zijn door de HTM verstrekt en bij het uitkijken van deze beelden blijkt dat de beroving van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] volledig te zien is. De daders zijn twee zeer donker getinte jongens, waarvan er één een zwarte jas met capuchon, vermoedelijk van het merk Northface, draagt. Deze jongen, jongen 1, heeft onder zijn jas ook een vest aan waarvan hij de capuchon op heeft. Ook draagt hij een donkerkleurige broek en zwarte schoenen met een opvallend witte zool. Jongen 2, de langste van de twee, draagt een blauwe jas, waarvan hij de capuchon over zijn hoofd heeft, vermoedelijk ook van het merk Northface. Ook draagt hij een donkerrode broek met daaronder zwarte schoenen.
Op de beelden van camera 2114 is te zien dat om 6:18:55 uur voornoemde jongens voor de aangevers gaan staan. Vervolgens is te zien dat jongen 2 naar de hand van [benadeelde 2] grijpt. Zij trekt haar hand achteruit waardoor jongen 2 niet direct de telefoon kan pakken. Hij buigt naar voren en pakt haar hand vast. Hij trekt de telefoon uit haar rechterhand. Jongen 1 probeert de telefoon van [benadeelde 1] af te pakken.
[benadeelde 1] probeert zijn telefoon weg te houden. Jongen 2 komt dichterbij aangever en neemt diens arm in een overstrekking. Hierdoor kan aangever zich kennelijk niet langer verzetten.
Jongen 2 trekt de telefoon uit de hand van [benadeelde 1] terwijl jongen 1 de overstrekking blijft vasthouden. Jongen 1 en jongen 2 rennen weg nadat ze ook de telefoon van [benadeelde 1] hebben weggenomen.
Op de beelden die zijn verstrekt van zaterdag 6 augustus 2016 tussen 06.00 uur en 06.30 uur van Randstadrailstation Centrum West zijn geen andere personen te zien dan de twee daders en de twee aangevers. Ook zijn de jongens die op de beelden van camera 2110- 2111-2112 en 2113 te zien zijn, dezelfde jongens als die de aangevers beroven, hetgeen op camera 2114 te zien is. [6]
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] is een zwarte Northface jas en een blauw vest aangetroffen. [7] Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een blauwe Northface jas met capuchon aangetroffen [8] . In de fouillering van de verdachte wordt een bordeauxrode trainingsbroek aangetroffen met een AS Roma embleem. [9]
[verbalisant] heeft de door de HTM verstrekte camerabeelden bekeken en op de beelden direct en zonder enige twijfel de man met de donkerrode broek als de verdachte herkend. Ook herkent hij direct en zonder enige twijfel [medeverdachte] als de man met de zwartkleurige jas en de capuchon over zijn hoofd. [10]
De verdachte heeft bij de politie [11] , de rechter-commissaris [12] en ook ter terechtzitting [13] ontkend de straatroven op 6 augustus 2016 te hebben gepleegd. Hij heeft uiteindelijk verklaard die nacht wel samen met [medeverdachte] te zijn geweest, maar niet op station Centrum West te zijn geweest en zichzelf ook niet op de camerabeelden van de HTM te herkennen.
De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat [verbalisant] hem om 05.15 uur nog in het Stadshart heeft gezien, naar huis is gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, kan worden afgeleid dat het de verdachte is, die samen met [medeverdachte] op de camerabeelden van de HTM te zien is terwijl zij de [benadeelde 2] en [benadeelde 1] van hun mobiele telefoon beroven.
[verbalisant] heeft de verdachte en [medeverdachte] gedurende de nacht van 6 augustus 2016 diverse malen in het Stadshart gezien. Hij heeft de kleding beschreven die de verdachte en [medeverdachte] die nacht droegen, die overeenkomst met de kleding die beide daders tijdens de beroving droegen. Collega’s van [verbalisant] , die de verdachte die nacht ook hebben gezien, beschrijven dezelfde kleding. De genoemde bordeaux rode trainingsbroek van A.S. Roma is bovendien aangetroffen in de fouillering van de verdachte.
De camerabeelden van de HTM zijn voldoende duidelijk. Op de beelden, zoals weergegeven op pagina 63 tot en met 65 van het dossier is de beroving te zien. Op de beelden weergegeven op pagina 61 en 62 zijn beide daders voorts duidelijk met hun gezicht in beeld.
[verbalisant] herkent de verdachte en [medeverdachte] ook zonder enige twijfel als de daders van de beroving. Hij kent beide verdachten en heeft hen gedurende de nacht diverse malen gezien in dezelfde kleding die op de camerabeelden te zien is. De rechtbank verwerpt te dien aanzien dan ook het verweer van de raadsvrouw.
De omstandigheid dat de kleding die op de beelden te zien is en die ook door [verbalisant] is beschreven ook bij de verdachte en [medeverdachte] is aangetroffen, sterkt de rechtbank in haar overtuiging evenals het korte tijdsbestek tussen het moment dat [verbalisant] de verdachte en [medeverdachte] voor het laatst heeft gezien, te weten omstreeks 05:15 uur, en het tijdstip van de beroving, zijnde 06:18:55 uur.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij om 05.30 uur naar huis is gegaan en hij niet één van de daders was, gelet op het vorenoverwogene, niet geloofwaardig.
De rechtbank is voorts, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte dat er sprake is van medeplegen. Immers [medeverdachte] en de verdachte zijn met zijn tweeën naar de aangevers toe gelopen, er is tegen hen gezegd ”dit is een straatroof, geef je telefoon”, en vlak na elkaar zijn de telefoons van de aangevers met geweld weggenomen door [medeverdachte] en de verdachte, waarbij [medeverdachte] de verdachte nog heeft geholpen om de telefoon van [benadeelde 1] te kunnen wegnemen. De verdachte heeft aldus een bijdrage aan de beroving geleverd die van voldoende gewicht was om van medeplegen te kunnen spreken.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste alternatief/cumulatief en onder 2 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 06 augustus 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Iphone 6s+), toebehorende aan [benadeelde 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- op dreigende toon tegen die [benadeelde 1] zeggen: "dit is een straatroof, geef je telefoon" en
- duwen tegen het lichaam van die [benadeelde 1] en het vastpakken van een arm van [benadeelde 1]
en die arm onder zijn, verdachte's, oksel te houden en aan de door die [benadeelde 1]
vastgehouden telefoon te trekken;
2.
hij op 06 augustus 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Iphone 5s), toebehorende aan
[benadeelde 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- op dreigende toon tegen [benadeelde 2] zeggen: "dit is een straatroof, geef je telefoon" en
- vastpakken van een pols van [benadeelde 2] en die telefoon uit de hand van [benadeelde 2] te
pakken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 67 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden het zich melden bij Reclassering Nederland, medewerking verlenen aan een behandeling bij de Waag, het verplicht wonen in een instelling voor begeleid wonen of kamertraining en het zoeken en behouden van een nuttige dagbesteding.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de rechtbank, indien zij tot bewezenverklaring komt, een straf zal opleggen conform de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, hierbij rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een tweetal straatroven. Verdachte en zijn mededader hebben met geweld de mobiele telefoons van de slachtoffers, die - vroeg in de ochtend bij randstadrailstation Centrum West - samen op een bankje zaten met ieder hun mobiele telefoon in de hand, weggetrokken. Zij hebben de slachtoffers eerst bedreigd door te zeggen dat het een straatroof was en dat zij hun telefoon moesten afgeven. Vervolgens heeft de mededader [benadeelde 2] bij haar pols vastgepakt om zo haar telefoon te kunnen pakken en heeft de verdachte [benadeelde 1] bij zijn arm vastgepakt en die arm zodanig vastgehouden dat ook zijn telefoon kon worden weggenomen. De mededader heeft hierbij geholpen.
Een straatroof is zeer bedreigend voor de slachtoffers. Naast de geleden materiële schade kunnen de slachtoffers zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig voelen.
De verdachte en zijn mededader hebben geen respect getoond voor de eigendommen van een ander. Zij hebben alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke en andere feiten.
Van deze eerdere, deels voorwaardelijke, veroordelingen is kennelijk geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich gedurende de proeftijd van deze veroordelingen schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) betreffende de persoon van de verdachte, waaronder ook het meest recente rapport d.d. 10 november 2016.
Blijkens dit rapport is de verdachte gebaat bij hulp op het gebied van onderwijs, vrije tijd, zijn thuissituatie en ook bij het omgaan met boosheid. De verdachte heeft meerdere keren niet meegewerkt aan de aangeboden begeleiding van de (Jeugd)Reclassering. De vraag is in hoeverre hij nu wel gaat meewerken. De Raad blijft echter van mening dat begeleiding van de verdachte belangrijk is om de kans op herhaling te verkleinen. Daarom adviseert de Raad begeleiding door de Reclassering, afdeling JOVO. Dit sluit mogelijk meer aan bij de verdachte, de afdeling hem beter kan ondersteunen bij praktische zaken als het zoeken van werk en een woning.
De Reclassering dient onder andere te werken aan het vinden van dagbesteding voor de verdachte, het invullen van zijn vrijetijdsbesteding, eventueel het vinden van een geschikte woonplek voor de verdachte en mogelijk zicht krijgen op zijn thuissituatie.
De Raad acht voorwaardelijke detentie noodzakelijk voor de verdachte als stok achter de
deur om mee te werken aan de Reclassering gezien de ernst van het delict en aangezien de verdachte eerder niet heeft meegewerkt. Daarnaast dient de voorwaardelijke detentie als middel om de kans op herhaling te verkleinen.
Gezien de zwaarte van het delict waar hij van verdacht wordt, adviseert de Raad daarnaast ook een deel onvoorwaardelijke jeugddetentie als reactie op het antisociale gedrag.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland
d.d. 14 november 2016. Hieruit blijkt dat de reclassering grote twijfels heeft over de haalbaarheid van een begeleidingscontact, maar hiervan wel de noodzakelijkheid inziet.
De verdachte heeft ditmaal gesteld wel bereid te zijn om medewerking te verlenen aan aanvullende bijzondere voorwaarden. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, het verlenen van medewerking aan de afname van diagnostiek bij de forensische polikliniek de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, het verplicht verblijven in een instelling voor begeleid wonen of kamertraining en het actief zoeken naar dan wel beschikken over een nuttige dagbesteding.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de Raad zich aangesloten bij het advies van de reclassering voor zover het de bijzondere voorwaarden betreft. De rechtbank onderschrijft beide adviezen, maar zal ten aanzien van de bijzondere voorwaarden de reclassering volgen.
De op te leggen straf
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding en behandeling te waarborgen, ziet de rechtbank wel aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen, met alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft een stevige stok echter de deur nodig om ervoor te zorgen dat hij gemotiveerd is om aan zijn toekomst te werken en niet zal recidiveren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal straatroven, derhalve misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de omstandigheid dat de situatie van de verdachte op diverse domeinen onverminderd zorgelijk is en de kans op herhaling groot is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van het resterende gedeelte van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 10 mei 2016 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten: jeugddetentie voor de duur van 50 dagen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft uitdrukkelijk afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit,
nu de verdachte in de hoofdzaak al bijna 4 maanden heeft gezeten en niemand erbij is gebaat dat hij vervolgens nog 50 dagen moet zitten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 15 november 2016 tot tenuitvoerlegging van resterende gedeelte van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank d.d. 10 mei 2016, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14d, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder
feit 1 tweede alternatief/cumulatief en feit 2 tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder feit 1 eerste alternatief/cumulatief en feit 2 eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
jeugddetentie voor de duur van 180 DAGEN
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
67 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 14d, tweede lid, juncto artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van
het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich vanaf 1 december 2016 gedurende de proeftijd en op door de reclassering te
bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze
instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan de afname van diagnostiek bij
de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke ambulante forensische
zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal
houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de
instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk
acht;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of
kamertraining, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang
de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan het vinden en behouden van een nuttige
dagbesteding, in de vorm van onderwijs of werk;
geeft opdracht aan
Reclassering Nederlandtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis;
gelast de tenuitvoerlegging van het resterende gedeelte van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 10 mei 2016, gewezen onder parketnummer 09/818862-15, te weten
jeugddetentie voor de duur van 50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
en mr. E.M.M. Smilde - Schölvinck, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016218847, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 327.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 43/44.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 46/49.
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 50/53.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 54/56 en 57.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 58/65.
7.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 74.
8.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 93.
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 115, met bijlagen, pagina 118/119.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 66/67.
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 111/121 en 318/327.
12.Verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 12 augustus 2016.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 17 november 2016.