ECLI:NL:RBDHA:2016:14674
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvragen op basis van Dublinverordening en artikel 4:6 Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2016 uitspraak gedaan in de bodemzaak en voorlopige voorziening met betrekking tot de opvolgende asielaanvragen van eisers, die de Servische nationaliteit bezitten. De aanvragen zijn niet in behandeling genomen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben eerder asielaanvragen ingediend, die zijn afgewezen, en hebben geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aangedragen die hun aanvragen opnieuw in behandeling zouden moeten nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 1 november 2016 nieuwe aanvragen hebben ingediend, maar dat deze aanvragen niet in behandeling zijn genomen omdat de eerdere aanvragen geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatten die relevant zijn voor de beoordeling. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de stelling dat zij in België geen asielaanvragen meer kunnen indienen, verworpen, omdat deze niet onderbouwd zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft besloten om de aanvragen niet in behandeling te nemen en heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de Dublinverordening en de verplichting voor asielzoekers om nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te voeren bij opvolgende aanvragen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is om de verzoeken om voorlopige voorzieningen toe te wijzen, en dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.