ECLI:NL:RBDHA:2016:14925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
09/819762-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en gevangenisstraf voor medeplegen van zware mishandeling

Op 30 november 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 november 2014 in 's-Gravenhage samen met een ander de aangever met een houten lat heeft geslagen, wat resulteerde in een gebroken arm van de aangever. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit, poging doodslag, niet bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de dood van de aangever heeft willen veroorzaken. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van zware mishandeling, omdat de aangever door de slagen met de houten lat op twee plaatsen zijn arm heeft gebroken en langdurige klachten heeft overgehouden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819762-15
Datum uitspraak: 30 november 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
verblijfsadres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 8 maart 2016, 15 september 2016 en 16 november 2016.
De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting van 16 november 2016 verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, die heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 8 maart 2016 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen althans eenmaal met een (honkbal)knuppel en/of een (houten) staaf in de richting van het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen althans eenmaal genoemde [slachtoffer] met een (honkbal)knuppel en/of een (houten) staaf op en/of tegen het (voor)hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- meermalen althans eenmaal genoemde [slachtoffer] met een (honkbal)knuppel en/of een (houten) staaf op en/of tegen de arm(en) en/of elleboog heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 november 2014 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op meerdere plaatsen) gebroken arm en/of elleboog, heeft toegebracht, door
- meermalen althans eenmaal met een (honkbal)knuppel en/of een (houten) staaf in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan
- meermalen althans eenmaal met een (honkbal)knuppel en/of een (houten) staaf op en/of tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of
- meermalen althans eenmaal met een (honkbal)knuppel en/of een (houten) staaf op en/of tegen de arm(en) en/of elleboog van die [slachtoffer] te slaan.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij op 8 november 2014, al dan niet samen met een ander, [slachtoffer] met een (honkbal)knuppel of een houten staaf op zijn hoofd en lichaam heeft geslagen. heeft geslagen. De handelingen zijn primair ten laste gelegd als poging doodslag en subsidiair als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte meermalen hard in de richting van en tegen het hoofd en het lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen. De klap van de andere persoon op de arm van [slachtoffer] was zo hard, dat zijn arm daardoor zelfs is gebroken. Door op een dergelijke wijze te slaan is bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] aanvaard omdat een dergelijke klap ook op het hoofd terecht had kunnen komen. De klap van de medeverdachte op de arm van [slachtoffer] valt de verdachte, als medepleger, aan te rekenen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat niet vast staat dat de klap met de houten lat op de arm van [slachtoffer] , indien deze op zijn hoofd terecht zou zijn gekomen, tot het overlijden van de aangever zou hebben geleid. Bovendien heeft de verdachte de klap niet gegeven.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 8 november 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij die nacht als bedrijfsleider in [naam café] in Den Haag werkzaam was en dat vier Bulgaarse mannen de andere klanten lastigvielen. Eén van hen had een andere klant geslagen. Samen met de eigenaar heeft hij deze vier mannen het café uitgezet. . Omstreeks 02:15 uur stonden de vier mannen weer voor het café, aldus de aangever. Toen hij tegen hen zei dat ze moesten wegwezen, sloegen twee mannen hem met honkbalknuppels met kracht op zijn voorhoofd boven zijn linkeroog en omdat hij zijn rechterarm voor zijn gezicht deed ook tegen zijn rechterarm. Hij heeft zijn rechterarm op twee plaatsen gebroken. [2]
Op 3 mei 2015 heeft [slachtoffer] nogmaals een verklaring afgelegd. Zijn arm is op twee plaatsen ter hoogte van zijn elleboog gebroken geweest. Het betrof een gecompliceerde breuk. [slachtoffer] heeft in totaal tien weken in het gips gezeten en hij is daarna tien weken onder behandeling geweest bij een fysiotherapeut. Op dat moment, dus ruim een half jaar later, heeft hij nog steeds behoorlijke klachten. Zo kan hij met zijn arm niets zwaars optillen of kracht zetten, krijgt hij bij koud weer kramp in zijn arm en schieten er met regelmaat een soort steken door zijn arm. Deze klachten horen bij de gecompliceerde breuk en kunnen volgens zijn arts nog wel een jaar duren, aldus [slachtoffer] . Hij heeft verder verklaard dat hij de eerste twee of drie weken na het incident in november 2014 regelmatig duizelig is geweest en hoofdpijn had. [slachtoffer] werkte al twintig jaar in de horeca en hij kan dat werk nu niet meer doen, zo heeft hij verklaard. Zijn baan is hij dan ook kwijtgeraakt. [3]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij er spijt van heeft, dat hij destijds dronken was en het allemaal niet meer weet. Hij heeft echter wel verklaard dat hij in het café een man heeft geslagen omdat die zijn vrouw en kinderen had beledigd, dat hij bij het café is teruggekomen, dat hij zijn neefje daar was tegengekomen en dat hij werd uitgescholden. [4]
Het neefje van de verdachte, [getuige] , is op 18 november 2014 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 8 november 2014 in de nacht zijn twee ooms voor [naam café] zag staan en dat zij allebei hele lange stokken in hun handen hadden. Eén van de ooms was [verdachte] , aldus de getuige. Hij heeft verder verklaard dat ze dronken waren en dat ze niet weg wilden gaan omdat ze wilden vechten. Het lukte de getuige niet om de ooms weg te krijgen. Toen een wat oudere man in de deuropening iets tegen zijn ooms zei, reageerden zij heel heftig. Hij zag dat zijn ooms op de man afvlogen en hem begonnen te slaan. Hij wist niet meer of [verdachte] ook met de stok sloeg, maar de andere oom sloeg zeker weten met de stok. Toen er allemaal mensen uit het café kwamen, is hij weggerend en heeft nog naar zijn ooms geschreeuwd dat zij ook moesten wegrennen. [5]
Zowel van de situatie binnen als buiten het café zijn door [slachtoffer] camerabeelden aan de politie overhandigd. Op de beelden van in het café werd gezien dat om ongeveer 01:17 uur een man een andere man heeft geslagen. Op de beelden van buiten het café werd gezien dat er omstreeks 02:38 uur een viertal mannen voor het café stond. Twee van deze mannen hadden lange witte stokken in hun handen. Zij bewogen zich meerdere malen richting het café, maar werden daarbij tegengehouden door een jongen, welke later de [getuige] bleek te zijn. Omstreeks 02:39 uur verscheen er een man in de deuropening van het café. Dit bleek later de aangever te zijn. Een van de mannen, volgens de verbalisant dezelfde man die binnen in het café een man sloeg, sloeg vijf keer met kracht in de richting van de aangever. Doordat de aangever een stap achteruit deed, het café in, is op de beelden niet duidelijk te zien waar hij geraakt wordt. Na de vijf klappen werd gezien dat de aangever ten val kwam. Hierop sloeg de tweede man de aangever met kracht met de stok, terwijl de aangever op zijn rug op de grond lag. Vervolgens verdwenen de mannen uit het beeld van de camera’s. [6]
De politie heeft op 6 december 2015 de beelden nogmaals bekeken en geverbaliseerd dat er door de mannen lange, stevige houten latten worden gebruikt. [7]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de man is die de aangever vijf keer met een houten lat heeft geslagen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had op het doden van de aangever. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de aangever vijf keer met een houten lat heeft geslagen en dat de andere man de aangever één keer met een houten lat heeft geslagen. Op de camerabeelden is niet te zien waar de aangever wordt geraakt. Dat de verdachte en de andere man de aangever hard hebben geslagen is wel uit de beelden af te leiden en blijkt ook uit het feit dat aangevers arm op twee plaatsen is gebroken. Op zijn hoofd had de aangever een schaafwond. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden om te kunnen stellen dat het slaan door de verdachte en zijn mededader met de bewuste houten latten een aanmerkelijke kans op de dood van de aangever heeft opgeleverd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gebruikte houten latten zijn uiteindelijk niet aangetroffen. Door de politie is achteraf, op basis van de camerabeelden, gerelateerd dat het lange, stevige latten moeten zijn geweest. Dat de latten op zich stevig waren staat vast nu de arm van aangever door een klap met een dergelijke lat op twee plaatsen is gebroken. Of de latten naar hun aard ook dusdanig stevig waren dat zij de potentie hadden om de aangever dodelijk (op diens hoofd) te raken blijft echter onvoldoende duidelijk. Daar komt bij dat aangever op het moment waarop de verdachte op de camerabeelden met de houten lat slaat, voor het grootste gedeelte niet te zien is, aangezien hij zich kennelijk in de deuropening en uit beeld bevindt. Hierdoor is niet te zien in hoeverre hij is geraakt en in welke richting de verdachte hem op dat moment sloeg. Voor de vraag of het handelen van de verdachte dient te worden aangemerkt als een poging doodslag, al dan niet in voorwaardelijke is zin, is vooral van belang of en waar de aangever op zijn hoofd is geraakt bij de slagen. Dit kan aan de hand van de beelden niet worden vastgesteld. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende informatie bevat om te kunnen beoordelen of er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangever als gevolg van het handelen van de verdachte (dan wel diens mededader) zou komen te overlijden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen blijkt dat de arm van de aangever op twee plaatsen is gebroken, dat de aangever ruim een half jaar later nog meerdere klachten had en dat de klachten bij deze gecompliceerde breuk volgens de arts nog wel een jaar zouden kunnen voortduren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het letsel van de aangever is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van de zware mishandeling van [slachtoffer] sprake is geweest van een gezamenlijk optreden van de verdachte en de andere man. Volgens de [getuige] hebben de verdachte en de andere man gezegd dat ze wilden vechten. Op de camerabeelden is bovendien te zien dat zij allebei een houten lat in de hand hadden en dus waren voorbereid op een gevecht. Verder is te zien dat zij de aangever allebei hebben geslagen, waarna zij gezamenlijk zijn weggerend. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander heeft samengewerkt dat hij ten aanzien van de zware mishandeling van [slachtoffer] kan worden aangemerkt als medepleger. Het maakt dan niet meer uit of het de verdachte of de andere man is geweest die het letsel van de aangever heeft veroorzaakt, aangezien de geweldshandelingen van de mededader in strafrechtelijke zin zowel aan de verdachte als zijn medepleger kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 08 november 2014 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op meerdere plaatsen) gebroken arm en/of elleboog, heeft toegebracht, door
- meermalen met een houten staaf op en/of tegen de arm en/of elleboog van die
[slachtoffer]te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte, in het geval van een bewezenverklaring, een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat het een oud feit betreft en dat er bij de aangever ook sprake was van uitlokking.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer meermalen hard met houten latten geslagen, terwijl het slachtoffer alleen en ongewapend in de deuropening van het café stond. Ook toen het slachtoffer eenmaal op de grond lag is hij nog geslagen. Het slachtoffer heeft als gevolg van het slaan zijn arm op twee plaatsen gebroken en heeft hier ten minste ruim een half jaar last van gehad. Volgens zijn arts kon het nog wel langer duren, omdat er sprake was van een gecompliceerde breuk. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bij hem pijn en letsel veroorzaakt. Daarnaast is het slachtoffer door het voorval angstig geworden en is hij zijn baan in het café kwijtgeraakt omdat hij zijn werk als gevolg van het letsel niet meer kan uitoefenen. Dit laatste terwijl hij al twintig jaar werkzaam was in de horeca.
Omdat het voorval zich voor een café ten overstaan van andere mensen heeft afgespeeld, zal dit ook bij hen gevoelens van onmacht en onveiligheid hebben opgeroepen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij in dronken toestand zo tekeer is gegaan tegen het slachtoffer en diens leven door zijn toedoen nodeloos in negatieve zin heeft beïnvloed.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 18 augustus 2016, waaruit volgt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest
.
De rechtbank stelt voorop dat gelet op de ernst van het feit niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in min of meer soortgelijke zaken zijn opgelegd. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate van geweld, het gebruik van de houten latten en tevens dat het geweld tegen het slachtoffer door de verdachte samen met een ander is gepleegd. Hoewel het weliswaar een ouder feit betreft, leidt dit niet tot strafvermindering.
De rechtbank zal het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van zware mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. C.F. Mewe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014283421, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 70).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 19 en 20, met bijlagen (p. 21 t/m 23).
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 24 en 25.
4.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 68 en 69.
5.Proces-verbaal verhoor [getuige] , p. 28 en 29.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41 en 42, met foto bijlagen (p. 43 t/m 62).
7.Proces-verbaal van bevindingen, nr. PL1500-2014283421-29, op 6 december 2015 opgemaakt.