ECLI:NL:RBDHA:2016:14968
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in vreemdelingenzaken met betrekking tot verblijfsvergunningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. K. Wijnmalen, hadden eerder een aanvraag ingediend die op 27 augustus 2015 was afgewezen. De staatssecretaris verklaarde de bezwaren van de eisers tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 29 augustus 2016. De rechtbank heeft de zaak behandeld en op dezelfde dag een mondelinge uitspraak gedaan.
De kern van het geschil was of de staatssecretaris de hardheidsclausule had moeten toepassen, gezien de omstandigheden van de eisers, waaronder het overlijden van een familielid in Nederland en de gezondheidsklachten van de eisers. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris beoordelingsvrijheid heeft bij de toepassing van de hardheidsclausule en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de relevante feiten en omstandigheden in zijn beoordeling had betrokken, maar dat hij in redelijkheid kon besluiten dat het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) niet leidde tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.