Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
2.456,-
2.432-/-
1.167-/-
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, een beherend vennoot in een commanditaire vennootschap, een verzuimboete van € 226 kreeg opgelegd wegens het niet tijdig indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de verzuimboete, maar de rechtbank oordeelde dat de boete passend was, aangezien eiser geen gronden had ingebracht tegen de opgelegde boete.
De rechtbank behandelde ook de aanslag IB/PVV die verweerder aan eiser had opgelegd, waarbij verweerder de aangifte van eiser had gecorrigeerd. Eiser had een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil aangegeven, maar verweerder had dit vastgesteld op € 8.559. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder toegepaste correcties, waaronder een verhoging van de omzet, terecht waren. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen, en de rechtbank concludeerde dat de aanslag in stand moest blijven.
Eiser had ook verzocht om een wijziging van het kasstelsel naar het factuurstelsel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor deze wijziging, aangezien eiser geen deugdelijke en verifieerbare balans had overgelegd. Bovendien voldeed eiser niet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.