8.1.Verweerder concludeert met betrekking tot de kinderopvangtoeslag 2009 tot ongegrond verklaring van het beroep. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij over de in geding zijnde periode haar eigen bijdrage voor de kinderopvang heeft betaald. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat de overgelegde overeenkomsten met het gastouderbureau [gastouderbureau] niet voldoen aan de daaraan te stellen voorwaarden.
Beoordeling van het geschil
9. Gelet op artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep mede betrekking op de beschikking van 27 mei 2014, waarbij de kinderopvangtoeslag 2009 definitief is vastgesteld op € 997.
10. Ingevolge artikel 52 van de Wet kinderopvang (Wko) (zie ABRvS 19 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT8569) dient tussen het gastouderbureau en de ouder een overeenkomst te zijn gesloten die voldoet aan de in dat artikel gestelde eisen. Op grond van artikel 11, derde lid, onder c, van de Regeling Wko moet die schriftelijke overeenkomst vermelden de voor de gastouder opvang te betalen prijs per uur, en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar evenals de duur van de overeenkomst. 11. Verweerder heeft eiseres bij brief van 31 augustus 2010 verzocht om nadere informatie ter controle van het voorschot kinderopvangtoeslag 2009. In reactie hierop heeft eiseres op 17 september 2010 informatie verschaft over de door haar afgenomen kinderopvang in 2009. Daarbij werd door eiseres -onder meer- een jaaropgave opvangkosten 2009 over de periode 1-2-2009 t/m 30-10-2009 van het gastouderbureau [gastouderbureau] overgelegd.
Bij brief van 5 september 2012 heeft verweerder eiseres verzocht om toezending van een kopie van de overeenkomst met het gastouderbureau [gastouderbureau]. Eiseres heeft in bezwaar verschillende overeenkomsten overgelegd, waaronder een overeenkomst Gastouderbureau-vraagouder(s) en gastouder. In deze overeenkomst is opgenomen dat eiseres vanaf
8 november 2008 gebruik gaat maken van opvang bij een gastouder. In de overeenkomst zijn de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren opvang per jaar en de naam en geboortedatum van het kind vermeld. Het contract is aangegaan voor onbepaalde tijd. Gelet op het bovenstaande voldoet de overeenkomst aan de voorwaarden van artikel 52 Wko. Dat het adres, postcode en woonplaats van het kind niet afzonderlijk wordt vermeldt acht de rechtbank hier niet van belang, nu deze dezelfde zijn als die zijn vermeldt bij de gegevens van de vraagouder (eiseres). De rechtbank heeft voorts geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de overeenkomst, gelet op dagtekening van de andere overeenkomsten, zoals die tussen Vraagouder-Gastouder, (ook) is ondertekend op 8 november 2008.
12. Eiseres heeft met betrekking tot de kosten van haar kinderopvang verklaard dat zij met de gastouder had afgesproken dat zij haar eigen bijdrage contant aan haar zou voldoen. Eiseres heeft ten bewijze daarvan afschriften van haar bankrekening overgelegd. Als bewijs van de betaling van de eigen bijdrage heeft eiseres één kwitantie voor een bedrag van € 1.900 overgelegd die is opgemaakt op 25 september 2009 voordat de opvang door de gastouder eind oktober 2009 werd beëindigd.
Vast staat dat in de periode van maart tot en met oktober 2009 de vergoeding voor de gastouder door het gastouderbureau direct naar haar werd overgemaakt. In de periode van januari tot en met oktober 2009 heeft eiseres contante bedragen opgenomen tot een totaal van € 3.700. Voorts is een bedrag van € 270 overgemaakt aan de gastouder. Rekening houdend met de omstandigheid dat eiseres de eerste twee maanden van 2009 de gehele vergoeding voor de gastouder, inclusief haar eigen bijdrage, moest voldoen, heeft eiseres, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende aangetoond dat zij over de periode januari tot en met oktober 2009 daadwerkelijk kosten, waaronder het betalen van haar eigen bijdrage, voor kinderopvang heeft gemaakt. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat eiseres gelet op het late tijdstip dat van haar het bewijs van de betalingen werd verlangd in bewijsnood verkeert en op dit moment van haar niet meer bewijs kan worden verlangd dan datgene wat zij heeft overgelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweerder onder deze omstandigheden niet langer vrijstond om in 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag definitief op € 997 vast te stellen en vrijwel het gehele over 2009 uitgekeerde bedrag aan kinderopvangtoeslag terug te vorderen.
Het beroep gericht tegen de handhaving in bezwaar van de beschikkingen van 27 oktober 2012 en 27 mei 2014 zal daarom gegrond worden verklaard.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 496, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1).