ECLI:NL:RBDHA:2016:15953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting buitenlandse studenten op bedrijventerrein
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van buitenlandse studenten in een pand op een bedrijventerrein. Eiser, mede-eigenaar van het pand, had op 30 september 2015 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, die door het college van burgemeester en wethouders van Leiden op 5 januari 2016 werd afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 9 augustus 2016, waarop eiser beroep instelde.
De rechtbank oordeelde dat het pand zich op een gezoneerd bedrijventerrein bevindt, waar de bestemming 'bedrijfsdoeleinden' geldt. De rechtbank concludeerde dat het realiseren van studentenhuisvesting op deze locatie onwenselijk is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de geluidsbelasting van 60 dB(A) en de daarmee samenhangende onaanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat. Eiser betoogde dat het gebruik van het pand als 'short stay' niet onder de Wet geluidhinder valt, maar de rechtbank oordeelde dat het beoogde gebruik als 'wonen' moet worden aangemerkt, wat betekent dat het pand als geluidgevoelig gebouw moet worden beschouwd.
De rechtbank stelde vast dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat het beoogde gebruik leidt tot ongewenste functievermenging en dat het beleid van de gemeenteraad van Leiden, dat gericht is op het behoud van ruimte voor grootschalige en zware bedrijven, niet in het geding mocht komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.