Verweerder heeft aan zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiseres door [persoon 2] is erkend het volgende ten grondslag gelegd.
Indien de ouders van een kind in Ghana niet met elkaar gehuwd zijn, ontstaat er ingevolge artikel 9 van de Ghanese Registration of Births and Deaths Act (RBD Act) tussen de vader en het kind een familierechtelijke betrekking indien de vader, samen met de moeder, de geboorteaangifte als informant heeft gedaan bij de Registrar of Births and Deaths (hierna: Registrar). Deze handeling kan als een erkenning worden aangemerkt en wordt in Nederland in beginsel erkend.
In bezwaar heeft eiseres een nieuwe certified copy van haar geboorteakte overgelegd, afgegeven op 8 april 2015. In deze certified copy zijn haar namen als [eiseres] vermeld en is vermeld dat de geboorte op 6 november 2001 werd geregistreerd. Voorts is [persoon 2] vermeld als vader en informant. In de margin van deze certified copy komen de data 30 oktober 2001 en 1 oktober 2001 voor. Deze laatste datum berust kennelijk op een typefout. Hier dient 1 november 2001 te staan. De akte is op 29 april 2015 voorzien van een legalisatie door een Ghanese notaris. Op 11 mei 2016 laat de Registrar aan de ambassade weten dat de nieuwe certified copy van de geboorteakte een authentieke kopie is.
Aangezien het de ambassade echter bekend is dat de Registrar in Ghana niet altijd even zorgvuldig te werk gaat wat betreft de vermelding van de informant en of de informant wel of niet aanwezig was ten tijde van de registratie van de geboorte, vraagt de ambassade om aanvullend bewijs waaruit moet blijken dat de informant in Ghana was ten tijde van de registratie.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de eerste datum in de margin van de geboorteakte de datum is waarop de informant het formulier bij de Registrar heeft ingevuld. Normaal gesproken is dat dezelfde dag of een dag/paar dagen eerder dan de dag van registratie van de geboorte. In de geboorteakte van belanghebbende komen drie data voor, te weten 6 november 2001 (de datum van registratie van de geboorte), 30 oktober 2001 en 1 november 2001 (in de margin).
Gelet op het feit dat [persoon 2] , blijkens de door hem overgelegde bewijsstukken reeds op 28 oktober 2001 vanuit [geboorteplaats] naar Amsterdam is vertrokken en derhalve op alle data die in de certified copy van de geboorteakte staan vermeld niet aantoonbaar in Ghana was, stelt verweerder dat hij niet de informant kan zijn geweest. [persoon 2] heeft ook niet exact aangegeven op welke datum hij dan wèl bij de Registrar in persoon is verschenen. De geboorteakte van belanghebbende kan derhalve niet dienen als bewijs dat de heer [persoon 2] belanghebbende op 6 november 2001 (of op 30 oktober 2001 of 1 november 2001) heeft erkend. Dit betekent dat niet met voldoende zekerheid geconcludeerd kan worden dat eiseres het Nederlanderschap heeft ontleend aan artikel 4, eerste lid, van de RWN, zoals dat luidde tot 1 april 2003. Er bestaat gerede twijfel aan de inhoud van de geboorteakte van belanghebbende, aldus verweerder.
Verweerder verwijst daarbij naar het grote belang dat de wetgever blijkens de Memorie van Toelichting bij de Paspoortwet (TK 20 393 (R 1343), nr. 3) hecht aan het bevorderen van het behoud van het vertrouwen in de Nederlandse
reisdocumenten in het internationale verkeer, met name vanwege de onmisbare rol die deze documenten vervullen als een bewijs op het eerste gezicht van identiteit en nationaliteit. De Staat die het document heeft afgegeven garandeert immers ten opzichte van andere staten dat de houder zijn onderdaan is. Het verstrekken van Nederlandse reisdocumenten aan personen van wie de nationaliteit niet boven alle twijfel verheven is, ondergraaft het vertrouwen in dergelijke reisdocumenten per definitie. Ingeval van twijfel ten aanzien van de nationaliteit van de aanvrager van een Nederlands reisdocument kan mitsdien niet tot verstrekking ervan worden overgegaan.