In deze zaak heeft de kantonrechter te Gouda zich gebogen over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een geschil tussen de besloten vennootschap Van Hogendorp B.V. (hierna: ATTC), gevestigd te Boskoop, en de naamloze vennootschap Vanhauwaert N.V., gevestigd te Kuurne, België. ATTC vorderde betaling van een hoofdsom van € 433.262,03, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een agentuurovereenkomst die op 27 maart 2009 tussen partijen en Union N.V. was gesloten. Vanhauwaert betwistte de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en voerde aan dat de Belgische rechter bevoegd was, omdat zij in België is gevestigd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen forumkeuze was gemaakt door partijen en dat de bepalingen van de EEX-Vo nr. 1215/2012 van toepassing zijn. De rechter heeft de argumenten van Vanhauwaert overwogen, waarbij werd gesteld dat de betalingsverplichting volgens Belgisch recht moet worden beoordeeld. ATTC daarentegen stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van artikel 7, aanhef en lid 1 sub a EEX-Vo 2012, omdat de vordering grotendeels bestond uit openstaande facturen.
Na beoordeling van de feiten en de toepasselijke wetgeving concludeerde de kantonrechter dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De rechter oordeelde dat de bevoegdheid moest worden afgeleid uit de hoofdregel van artikel 4 lid 1 EEX-Vo 2012, waarbij de woonplaats van de verweerder als uitgangspunt geldt. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en veroordeelde ATTC in de kosten van het incident.