Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- het tussenvonnis van 5 augustus 2015;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 november 2015 en de daarin genoemde stukken.
Rechtbank Den Haag
In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige partners, [A] en [B], over de verdeling van hun gezamenlijke woning en de vergoedingsrechten die voortvloeien uit hun relatie. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning, die zij op 31 oktober 2013 hebben aangeschaft. Na de beëindiging van hun relatie in februari 2015 is er een geschil ontstaan over de eigendomsverhoudingen en de financiële verplichtingen met betrekking tot de woning.
[A] vordert onder andere dat [B] wordt veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning en dat zij een gebruiksvergoeding betaalt voor het gebruik van de woning. [B] vordert op haar beurt dat [A] meewerkt aan de levering van haar aandeel in de woning en dat [A] een bedrag aan haar betaalt. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen vergoedingsrechten hebben, waarbij [A] recht heeft op een bedrag van € 94.077,98 en [B] op een bedrag van € 17.797,15. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning moet worden verkocht en dat de opbrengst na aflossing van de hypotheek en betaling van de vergoedingsrechten tussen partijen moet worden verdeeld.
De rechtbank heeft ook bepaald dat [B] een maandelijkse gebruiksvergoeding van € 159 aan [A] moet betalen, met ingang van 1 januari 2016. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de uitspraak onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.