ECLI:NL:RBDHA:2016:16760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
C/09/513332 / KG RK 16-1135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek wegens belangenconflict van rechter

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2016 een verzoek tot wraking toegewezen. Het verzoek werd ingediend door Igor Design B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Boender, tegen kantonrechter mr. Y.E. Kastein. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de betrokkenheid van de echtgenoot van de kantonrechter bij de verzoekster, die aandeelhouder is. Verzoekster stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en dat de zaak naar een andere rechtbank verwezen diende te worden. De kantonrechter had eerder geweigerd de zaak te verwijzen, wat verzoekster als onbegrijpelijk beschouwde.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er sprake was van een belangenconflict, aangezien de echtgenoot van de kantonrechter een belang had bij de uitkomst van de procedure. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verwijzingsverzoek door de kantonrechter niet te verklaren was zonder vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte het belang van onpartijdigheid in het rechtssysteem en concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om verwijzing naar de rechtbank Amsterdam onbegrijpelijk was. Daarom werd het verzoek tot wraking toegewezen en werd bepaald dat de hoofdzaak door een andere kantonrechter moest worden voortgezet.

Deze beslissing is van belang voor de waarborging van de onpartijdigheid van rechters en de integriteit van het rechtssysteem. De wrakingskamer heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij ook de betrokken partijen op de hoogte zijn gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/32
zaak-/rekestnummer: 513332 / KG RK 16-1135
Zaaknummer hoofdzaak: 4827726 / RL EXPL 16-4814
datum beschikking: 18 juli 2016
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
Igor Design B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Boender
strekkende tot wraking van:
mr. Y.E. Kastein,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag,
hierna: de kantonrechter.
Belanghebbende is:
de maatschap naar burgerlijk recht Maaldrink Vermeulen,
hierna te noemen ‘Maaldrink’,
gevestigd te Den Haag,
gemachtigde: mr. A.A.M. Knol.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Mr. A.H. Vermeulen, advocaat bij Maaldrink, heeft in de periode van 2 december 2014 tot en met 16 september 2015 juridische bijstand verleend aan verzoekster. Op 20 juni 2016 heeft ten overstaan van de kantonrechter een comparitie na antwoord plaatsgevonden in een geschil tussen verzoekster en Maaldrink. Maaldrink vordert in die procedure – kort samengevat – betaling van onbetaald gebleven facturen, daarmee samenhangende kosten en wettelijke rente. Verzoekster voert – kort samengevat – als verweer dat de facturen te hoog zijn en dat zij ten gevolge van de slechte kwaliteit van de geleverde dienstverlening schade heeft geleden welke verrekend dient te worden met haar betalingsverplichting.
1.2.
Op 16 juni 2016 heeft verzoekster de kantonrechter verzocht de zaak krachtens artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Als grond voor dit verzoek heeft verzoekster aangevoerd dat het huwelijk van twee van haar aandeelhouders, [aandeelhouder 1] (hierna: [aandeelhouder 1] ) en [aandeelhouder 2] (hierna: [aandeelhouder 2] ), door echtscheiding is ontbonden. [aandeelhouder 2] is inmiddels opnieuw gehuwd, met een rechter die thans werkzaam is in de rechtbank Den Haag (hierna: de betreffende rechter). Diverse andere rechtszaken waarbij Igor Design B.V. partij is, zijn door de rechtbank Den Haag om die reden naar een andere rechtbank verwezen.
1.3.
De kantonrechter heeft op de comparitie van partijen van 20 juni 2016 medegedeeld dat zij geen aanleiding ziet om de zaak te verwijzen, nu zij niet weet wie de betreffende rechter is en zij geen enkel functioneel contact met haar heeft. Bovendien is het verzoek tardief gedaan, nu reeds eerder bekend was dat deze zaak bij de rechtbank Den Haag aanhangig was gemaakt en toewijzing van het verzoek een vertraging van de procedure met zich brengt. Na een schorsing van de comparitie van partijen heeft mr. N.J.M. Beelaerts van Blokland, toenmalig advocaat van verzoekster, namens verzoekster de kantonrechter gewraakt.
1.2.
De wrakingskamer heeft vervolgens kennis genomen van het proces-verbaal van de comparitie van partijen alsmede van de schriftelijke reactie van de kantonrechter.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 4 juli 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoekster zijn verschenen gemachtigde, [aandeelhouder 1] en [gemachtigde] . Namens Maaldrink is verschenen mr. A.A.M. Knol. De kantonrechter is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat de kantonrechter de zaak had moeten verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Er is directe betrokkenheid geweest van de betreffende rechter met een andere rechtszaak van [aandeelhouder 1] . Zij heeft in het desbetreffende dossier een vonnis aangetroffen dat alleen door tussenkomst van de betreffende rechter in handen kan zijn gekomen van de wederpartij. [aandeelhouder 1] wil niet dat haar gegevens, zowel privé als zakelijk, ter inzage liggen bij de rechtbank Den Haag met als gevolg dat de betreffende rechter zich hierover toegang zou kunnen verschaffen. Voorts heeft verzoekster geen vertrouwen in de rechtbank Den Haag, waarvan de kantonrechter deel uitmaakt. Dat het verwijzingsverzoek eerst op 16 juni 2016 is ingediend, komt doordat [aandeelhouder 1] pas recent ervan op de hoogte was dat haar ex-echtgenoot thans gehuwd is met de betreffende rechter.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking. Zij voert – kort samengevat – aan dat zij tijdens de comparitie heeft meegedeeld dat zij in de aangevoerde geen voldoende reden zag voor verwijzing en dat zij met de betreffende rechter functioneel niet te maken heeft gehad noch in deze zaak te maken zal hebben. Er is volgens de kantonrechter geen enkele aanwijzing die grond geeft te vrezen dat het haar aan partijdigheid ontbreekt of waardoor de schijn van vooringenomenheid is gewekt.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
Als eerste grondslag voor de wraking heeft verzoekster gesteld dat de kantonrechter ten onrechte heeft geweigerd de zaak te verwijzen naar een andere rechtbank. De wrakingskamer overweegt daarover het volgende.
De afwijzing van het verwijzingsverzoek is een processuele beslissing. Een dergelijke beslissing kan volgens vaste jurisprudentie in beginsel niet tot wraking leiden. Dit is slechts anders indien een beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze alleen kan worden verklaard uit vooringenomenheid jegens de verzoeker.
5.4.
In artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie is bepaald dat de rechtbank een zaak ter verdere behandeling kan verwijzen naar een andere rechtbank,
indien naar haar oordeel door betrokkenheid van de rechtbank behandeling van die zaak door een andere rechtbank gewenst is. De rechtbank heeft op basis hiervan een protocol opgesteld met nadere regels voor rechtszaken waarbij medewerkers van de rechtbank zijn betrokken (hierna: het Protocol). Zo is in het zaakverdelingsreglement bepaald dat zaken waarbij eigen medewerkers zijn betrokken worden berecht door rechters verbonden aan de rechtbank Rotterdam. Bij betrokkenheid kan ingevolge het Protocol onder meer worden gedacht aan het optreden als procespartij van (een naaste van) de medewerker dan wel van een rechtspersoon waarbij de medewerker nauw is betrokken.
5.5.
De wrakingskamer overweegt dat op 2 juni 2014 de echtscheiding tussen [aandeelhouder 1] en [aandeelhouder 2] is uitsproken. De procedure in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, waarbij de waardering van de aandelen van verzoekster aan de orde is, is thans aanhangig. De wrakingskamer stelt vast dat [aandeelhouder 2] op dit moment nog aandeelhouder is van verzoekster.
Dat betekent dat [aandeelhouder 2] een belang heeft bij de uitkomst van de procedure bij de kantonrechter. Verder staat vast dat [aandeelhouder 2] is gehuwd met de betreffende rechter. De wrakingskamer concludeert op grond van het voorgaande dat sprake is van een rechtszaak, waarbij een naaste van een medewerker van de rechtbank is betrokken. In dat licht bezien is de afwijzing van het verwijzingsverzoek door de kantonrechter onbegrijpelijk. Onder de gegeven omstandigheden kan die afwijzing enkel worden verklaard uit vooringenomenheid jegens verzoekster.
De wrakingskamer neemt daarbij in aanmerking dat alle zaken van verzoekster met inachtneming van het Protocol tot op heden door team handel van de rechtbank zijn verwezen, en wel naar de rechtbank Amsterdam.
Dat het verwijzingsverzoek pas kort vóór de comparitie is gedaan, leidt niet tot een ander oordeel.
5.6.
Gelet op vorenstaande dient het verzoek te worden toegewezen. De overige grondslagen behoeven dan geen bespreking meer.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van mr. Y.E. Kastein toe;
- bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak in de stand waarin zij zich ten tijde van de wraking bevond zal worden voortgezet door een andere kantonrechter;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a mr. Boender,
• Maaldrink p/a mr. Knol,
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.A. van Steen, mr. K.M. Braun en mr. H.W. Vogels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Stikvoort-Ydema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.