In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2016 een verzoek tot wraking toegewezen. Het verzoek werd ingediend door Igor Design B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Boender, tegen kantonrechter mr. Y.E. Kastein. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de betrokkenheid van de echtgenoot van de kantonrechter bij de verzoekster, die aandeelhouder is. Verzoekster stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en dat de zaak naar een andere rechtbank verwezen diende te worden. De kantonrechter had eerder geweigerd de zaak te verwijzen, wat verzoekster als onbegrijpelijk beschouwde.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er sprake was van een belangenconflict, aangezien de echtgenoot van de kantonrechter een belang had bij de uitkomst van de procedure. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verwijzingsverzoek door de kantonrechter niet te verklaren was zonder vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte het belang van onpartijdigheid in het rechtssysteem en concludeerde dat de afwijzing van het verzoek om verwijzing naar de rechtbank Amsterdam onbegrijpelijk was. Daarom werd het verzoek tot wraking toegewezen en werd bepaald dat de hoofdzaak door een andere kantonrechter moest worden voortgezet.
Deze beslissing is van belang voor de waarborging van de onpartijdigheid van rechters en de integriteit van het rechtssysteem. De wrakingskamer heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij ook de betrokken partijen op de hoogte zijn gesteld van de uitkomst.