ECLI:NL:RBDHA:2016:16808
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een civiele procedure betrokken was, had mr. O. van der Burg, de kantonrechter, gewraakt. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een zitting op 11 oktober 2016, waarbij verzoeker zich niet gereed voelde om te beginnen, maar de kantonrechter de zaak eerder had uitgeroepen. Verzoeker voelde zich hierdoor benadeeld en meende dat de kantonrechter vooringenomen was. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 31 oktober 2016 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, terwijl mr. Van der Burg niet aanwezig was. De wrakingskamer heeft de gang van zaken beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid of schijn van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de kantonrechter organisatorische aard waren en geen grond voor wraking konden opleveren. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker eerder al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat de indruk wekte dat hij doelbewust op een wraking van de kantonrechter aanstuurde. Daarom werd ook een wrakingsverbod opgelegd. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.