Onderwater c.s. voeren in conventie, samengevat, het volgende verweer. Merquance B.V., waarvan [eiser] directeur en (indirect) aandeelhouder is, is eigenares van een complex bovenwoningen en bedrijfsruimten op de begane grond, gelegen te Amsterdam. Dit complex ligt tussen twee straten, te weten de Jan Hanzenstraat en de Wenslauerstraat. Die beide straten liggen evenwijdig aan elkaar en komen uit op de Ten Katestraat. Het complex is niet gelegen aan de Ten Katestraat, omdat tussen het complex en de Ten Katestraat een ander complex is gelegen, eveneens bestaande uit bedrijfsruimten op de begane grond en bovenwoningen. Dat andere complex was eigendom van de heer [betrokkene] . [betrokkene] had een bouwplan laten opstellen voor 16 nieuwbouwbovenwoningen, verdeeld over vier etages en voor vijf winkelunits op de begane grond. Dat bouwplan was al jaren geleden ingediend, maar de behandeling van de aanvraag had grote vertraging opgelopen in verband met de vele bezwaren, die daartegen waren ingediend. Door de recessie kreeg [betrokkene] bovendien zijn bouwplan financieel niet rond, naar aanleiding waarvan hij het complex met bouwplan te koop aanbood in de markt.
Voor zover Onderwater c.s. het goed heeft begrepen, is bij [betrokkene] het idee opgekomen om op de begane grond van het complex van [eiser] een supermarkt te vestigen en daarvoor een entree te creëren aan de Ten Katestraat. Het complex zou dan worden gesloopt en worden vervangen door nieuwbouw met op de begane grond één grote bedrijfsruimte ten behoeve van de supermarkt en met bovenwoningen. Voor de te creëren entree aan de Ten Katestraat was dan wel nodig, dat het complex van [betrokkene] zou kunnen worden aangekocht. Dat bouwplan was nog niet vergund. Het nieuwbouwplan van [eiser] kon dan worden afgestemd op het nieuwbouwplan van [betrokkene] . [eiser] zou dat idee van [betrokkene] hebben omarmd en aan [betrokkene] hebben gevraagd om een en ander met en namens hem uit te werken. In overleg met [eiser] heeft [betrokkene] in eerste instantie Onderwater c.s. in mei 2010 benaderd. Onderwater c.s. was op dat moment al bezig met een ander project van [eiser] inzake een complex woningen, gelegen aan de Tweede Boerhaavestraat te Amsterdam. Bij dat project was Euraco B.V. de hoofdaannemer. Ook voor dat project was Onderwater c.s. benaderd door Euraco/ [betrokkene] namens [eiser] , die dat project liet ontwikkelen en verbouwen. Onderwater c.s. was bij dit project betrokken, omdat er problemen waren ontstaan tijdens de bouwwerkzaamheden. Onderwater c.s. factureerde de ten behoeve van het Boerhaaveproject verrichte werkzaamheden op verzoek van [eiser] aan Euraco, waarna de facturen door [eiser] werden betaald. Er bestond bij Onderwater c.s. derhalve geen enkele twijfel toen [betrokkene] /Euraco aan hem de opdracht gaf “namens [eiser] ” inzake het te ontwerpen bouwplan voor de nieuwbouw van de bovenwoningen en de supermarkt aan de kop van de Jan Hanzestraat/Weslauerstraat/Ten Katestraat.
Op verzoek van [eiser] heeft Onderwater c.s. een prijsopgave/offerte opgesteld, die op 18 juni 2010 aan [eiser] is toegezonden. Onderwater c.s. ging uit van dezelfde opdrachtgever als voorheen en richtte de offerte aan Rembrandtpark Beheer B.V. [eiser] heeft daarop niet gereageerd met de mededeling, dat niet hij of Rembrandtpark Beheer B.V. de opdrachtgever was, maar [betrokkene] /Euraco. Toen de offerte werd uitgebracht had Onderwater c.s. al de nodige werkzaamheden verricht. De offerte werd akkoord bevonden. Vervolgens heeft Onderwater c.s. het bouwplan verder ontworpen, in verband waarmee onder meer tekeningen zijn vervaardigd en presentatie-impressies. Het ontwerp-bouwplan is op of omstreeks juli 2010 bij de gemeente ingediend en is door de gemeente doorgezonden naar Welstand. Nadien heeft Welstand het bouwplan goedgekeurd op 25 augustus 2010. Onderwater c.s. heeft op 2 november 2010, 1 februari 2011 en 2 maart 2011 in totaal vijf facturen ingediend bij Euraco B.V. Op de facturen wordt verwezen naar de prijsopgave van 18 juni 2010. [eiser] heeft Onderwater c.s. verzocht om de facturen op naam te zetten van Euraco B.V. [eiser] was wel degelijk direct betrokken bij de voorbereiding en het ontwerp van het nieuwbouwplan. Onderwater c.s. heeft ook steeds met hem daarover gecommuniceerd. In de periode dat de opdracht aan Onderwater c.s. werd verstrekt en de werkzaamheden ten behoeve van de indiening van het bouwplan bij de gemeente werden uitgevoerd, hebben noch [eiser] noch [betrokkene] ooit aan Onderwater c.s. verteld, dat [eiser] geen belang daarbij had en dat het complex zou worden verkocht aan Euraco B.V. Uit mailcorrespondentie tussen [eiser] en [betrokkene] blijkt dat [eiser] niet de waarheid spreekt. Uit de bij [betrokkene] ingewonnen informatie blijkt immers dat [eiser] in januari 2010 contact had met [betrokkene] over de door hem gewenste aankoop van diens complex aan de Ten Katestraat. [betrokkene] had [eiser] voorgesteld om een bespreking te plannen op 11 februari 2010. [eiser] zond die mail door aan [betrokkene] , waarin hij [betrokkene] verzoekt om hem te vergezellen bij die bespreking. Hij geeft in die mail aan dat hij het complex Ten Katestraat wil kopen. Hij stelt al circa 9 jaar bezig te zijn om dat complex te kopen, maar dat ze de hoofdprijs vragen. Dat gesprek vond op 11 februari 2010 plaats. [eiser] , [betrokkene] , [betrokkene] en diens architect [betrokkene] waren daarbij aanwezig. De volgende dag (12 februari 2010) zond [betrokkene] aan [betrokkene] nadere informatie over het nieuwbouwplan inzake de Ten Katestraat. Op verzoek van [eiser] heeft [betrokkene] een berekening gemaakt van de te verwachten stichtingskosten en van de te verwachten opbrengst na nieuwbouw, waarin hij aangeeft, dat een koopsom van € 800.000,- een net voorstel aan [betrokkene] zou zijn. Voorts legt Onderwater c.s. een mailbericht over van Han ( [eiser] ) aan Do ( [betrokkene] ) van 25 mei 2010, verzonden via het mailadres van Rembrandtpark Beheer, waaruit overduidelijk de betrokkenheid van [eiser] bij het beoogde nieuwbouwproject blijkt. Hij had een berekening gemaakt van de geschatte kosten van de sloop en herbouw van
zijncomplex en van de te verwachten opbrengst van de te stichten nieuwbouwappartementen bij verkoop. “Met een beetje geluk mag ik er 32 herbouwen in plaats van de 24 die er nu staan, omdat
ikook de vierde verdieping voor appartementen ga gebruiken.” En: “Ik stel voor op korte termijn een afspraak met het stadsdeel te maken. Voor Aldi is het grote voordeel dat er een totaal nieuwe winkel komt.” [eiser] was derhalve wel degelijk betrokken bij het nieuwbouwproject. Het was “zijn” project en hij was ook direct betrokken bij het plan om op de begane grond een supermarkt (Aldi) te vestigen. Hij stelt voor om op korte termijn een afspraak met het stadsdeel te maken. Op 30 mei 2010 zond [eiser] een mail aan [betrokkene] , waarin hij aandringt op spoed, omdat
hijdoor de gedeeltelijke leegstand schade lijdt. Onderwater moet worden benaderd met het dringende verzoek om spoed te betrachten. Ook uit deze mail blijkt de directe betrokkenheid van [eiser] bij dit project. Hij is in afwachting van de deal met Lidl, de gemeente en [betrokkene] en Onderwater is de architect, die spoed moet betrachten, omdat [eiser] anders teveel schade lijdt. Op 28 juli 2010 zond [eiser] twee mails naar [betrokkene] . De eerste in de vroege ochtend, waarin [eiser] zich zorgen maakt over de Ten Katestraat. Het duurt allemaal te lang en hij noemt het risico, dat de bouwvergunning van [betrokkene] voor de Ten Katestraat wordt verleend en [betrokkene] zijn project verkoopt aan een aannemer, waardoor de vestiging van de supermarkt niet meer mogelijk zal zijn. [eiser] stelt voor om aan het Stadsdeel een principetoezegging te vragen inzake het door Onderwater ontworpen bouwplan. Euraco B.V. zou dat moeten vragen, dat zou leges besparen. Ook wordt voorgesteld om [betrokkene] te vragen wat de stand van zaken is. Hij doelt daarbij op het gesprek dat voordien had plaatsgevonden met [betrokkene] en [betrokkene] over de verkoop van het complex Ten Katestraat. Dat gesprek was op niets uitgelopen, omdat [betrokkene] naar de mening van [eiser] een veel te hoge koopsom vroeg. Bovendien boterde het niet tussen [eiser] en [betrokkene] , onder meer, omdat [eiser] één van de bezwaarmakers was geweest tegen het bouwplan van [betrokkene] , waardoor dat zeer was vertraagd. Om die reden stelt [eiser] in zijn mail aan [betrokkene] voor, dat [betrokkene] tegen [betrokkene] moet zeggen, dat hij overweegt om het project van [eiser] te kopen en dat samen te voegen met het project van [betrokkene] . [betrokkene] zou mogelijk wel erin slagen om zaken te doen met [betrokkene] . Het idee om [betrokkene] /Euraco er tussen te schuiven kwam derhalve van [eiser] . Onderwater c.s. stond daar volledig buiten. In zijn tweede mail van 28 juli 2010 geeft [eiser] aan met Teteroo te willen praten over de vraag welke rolverdeling “we gaan doen”. Hij denkt aan een onderhandse verkoop van het hele project aan Euraco B.V., maar zonder levering. Hij heeft vooral het probleem van de zittende huurders van de bovenwoningen op het oog in verband met de aan hen toekomende huurbescherming. Euraco B.V. zou moeten proberen om zoveel mogelijk woningen vanaf de tekening te verkopen en zou gemakkelijker de zittende huurders kunnen bewegen om “mee te doen”. Merquance B.V. en [betrokkene] zouden pas betaald moeten worden bij doorverkoop van de nieuwbouwwoningen aan appartementseigenaren. Uit deze mail blijkt evenzeer de directe betrokkenheid van [eiser] . Deze gedachten van [eiser] zijn nooit gedeeld met Onderwater c.s. Die betrokkenheid blijkt ook uit de mails van 2 augustus 2010 van [eiser] . Hij dringt aan op overleg en merkt op dat de kosten van Piet Onderwater uit de hand lopen. Dit dient te worden gekwalificeerd als een erkenning, dat [eiser] de eigenlijke opdrachtgever is van Onderwater c.s. [eiser] beschrijft twee varianten en komt tot de voorlopige conclusie dat sloop te duur is. Dat [eiser] wel degelijk de feitelijke opdrachtgever was, blijkt uit zijn mail van september 2010 aan Onderwater c.s., waarin [eiser] (namens Rembrandtpark Beheer B.V.) het verzoek doet om de nota’s inzake de splitsing van de Tweede Boerhaavestraat en inzake complex Wenslauerstraat op naam te zetten van Euraco B.V. [eiser] stelt dat Rembrandtpark Beheer B.V. de projectontwikkeling “van dat complex” niet doet. Uit de antwoordmail van Onderwater blijkt, dat hij het verzoek om de facturen op naam te zetten van Euraco B.V. niet goed begrijpt. Hij vraagt of de Wenslauerstraat in relatie met de “ten Caten straat” staat, waarop [eiser] antwoordt dat dat het geval is en dat Wenslauerstraat/Jan Hanzenstraat zijn (“mijn”) woningen met bedrijfsruimten betreft. [eiser] verzoekt Onderwater even geen uren meer te besteden aan het nieuwbouwplan totdat de gemeente dat heeft goedgekeurd. Hij garandeert de betaling van beide nota’s door Euraco B.V. Onderwater c.s. heeft daaruit afgeleid en mogen afleiden, dat [eiser] de feitelijke opdrachtgever was en dat Euraco B.V. er tussen werd geschoven, omdat de betalingen uit het bouwproject moesten verlopen via Euraco B.V. In de andere projecten, waarbij Onderwater c.s. was betrokken, was dat immers ook aldus geregeld. [eiser] vermeldt niet dat het project inzake Wenslauerstraat/Jan Hanzenstraat/Ten Katestraat niet zijn project was, maar eigenlijk het project van Merquance Beheer. Hij meldt dat het “zijn” woningen plus bedrijfsruimten betreft. En niet een project van Rembrandtpark Beheer B.V. Onderwater c.s. meende derhalve op goede gronden dat [eiser] de feitelijke opdrachtgever was, maar dat de facturen om administratieve redenen op naam van Euraco B.V. moesten worden gesteld.
Dat Onderwater c.s. aanvankelijk dacht dat het onderhavige project een project was van Rembrandtpark Beheer B.V., was niet onbegrijpelijk, omdat [eiser] in de mailcorrespondentie steeds namens die vennootschap correspondeerde. De opgave/offerte van 18 juni 2010 was dan ook op naam gesteld van die vennootschap en ook op de vervaardigde (bouw)tekeningen is die vennootschap als opdrachtgever vermeld. [eiser] heeft daartegen nooit bezwaar aangetekend. Pas in de mail van 14 september 2010, toen Onderwater c.s. al diverse werkzaamheden had verricht, en het ontwerp-bouwplan al was ingediend en goedgekeurd door Welstand, merkte [eiser] voor het eerst op, dat het geen project was van Rembrandtpark Beheer B.V., waaraan hij in zijn tweede mail van die dag heeft toegevoegd, dat het “zijn” project was.
Guldemond, één van de architecten van Onderwater c.s., zond op 25 juni 2010 een (indicatieve) plattegrond van de begane grond van het project aan de Ten Katestraat en een 3D-impressie van de hoek Ten Katestraat/Wenslauerstraat aan [eiser] en [betrokkene] , waarna [eiser] en [betrokkene] hem onverwacht hebben bezocht om over de impressie en de plattegrond overleg te plegen. Het aangepaste bouwplan is doorgeleid naar Welstand. Die twijfelde over één van de voorgestelde gevels. Op 1 december 2010 zond [eiser] een mail aan [betrokkene] , waarin hij aangeeft dat het veel te lang duurt. Hij voegt daaraan toe: “Ik wil stappen richting [betrokkene] zetten.” Hij doelde daarmee op de onderhandelingen over de aankoop door hem of Merquance B.V. van het complex met bouwplan van [betrokkene] . Duidelijk volgt uit de inhoud van die mail, dat [eiser] nog altijd van plan was om dit project zelf te (laten) ontwikkelen. [betrokkene] beantwoordt die mail diezelfde dag. De inhoud toont aan dat [betrokkene] voor [eiser] bezig was om het aangepaste plan door Welstand te krijgen. [eiser] reageert op die mail met de vraag: “Laat je mij de plannen vooraf even zien?” Die vraag duidt erop, dat het zijn project was.
De conclusie uit het bovenstaande kan niet anders zijn, dan dat Onderwater c.s. op goede gronden heeft aangenomen en mogen aannemen, dat [eiser] de eigenlijke opdrachtgever was en dat het verzoek van [eiser] in zijn mail van 14 september 2010 om de nota’s te stellen op naam van Euraco B.V. werd gedaan om administratieve redenen zoals eerder was gebeurd. [eiser] heeft zelf verzuimd om aan Onderwater c.s. duidelijkheid te verschaffen over de identiteit van de opdrachtgever. Hij heeft nimmer aangegeven dat niet hij maar Merquance B.V. als opdrachtgeefster moest worden beschouwd. En aan Onderwater c.s. is nooit medegedeeld dat niet [eiser] de eigenlijke opdrachtgever zou zijn, maar Euraco B.V. Uit de mails van 14 september 2010 heeft Onderwater c.s. niet afgeleid en ook niet hoeven afleiden, dat Euraco B.V. de eigenlijke opdrachtgeefster zou zijn. Want als Onderwater c.s. Euraco B.V. als de eigenlijke opdrachtgeefster had moeten beschouwen, dan viel daarmee niet te rijmen dat [eiser] de betaling van de nota’s garandeerde. De verklaring van Onderwater van 23 januari 2012 was derhalve wel degelijk juist. Hij heeft juist verklaard dat [eiser] de opdrachtgever was geweest. Mede met het oog op het bovenstaande betwist Onderwater c.s. onrechtmatig te hebben gehandeld. Van het “moedwillig bewust opstellen van een onjuiste verklaring” is geen sprake geweest.
Onderwater c.s. betwist dat [eiser] schade heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het feit, dat Onderwater de verklaring heeft opgesteld en heeft afgegeven aan [betrokkene] /Euraco. [eiser] moet aannemelijk maken dat hij schade heeft geleden of nog zal lijden, en dat is niet het geval. Anders dan [eiser] stelt, is het verzoek tot faillietverklaring van [betrokkene] niet afgewezen op grond van de verklaring van Onderwater. Uit de inhoud van het vonnis van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 31 januari 2012 blijkt dat de rechtbank het verzoek heeft afgewezen, omdat niet duidelijk is dat sprake is van pluraliteit en evenmin of verweerder ( [betrokkene] ) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. [betrokkene] heeft als verweer gevoerd dat door [eiser] twee geldleningen aan hem waren verstrekt, die door [eiser] in privé aan hem in een mail waren toegezegd en die ook vanaf diens privé rekening naar de bankrekening van [betrokkene] waren overgemaakt. Van die geldleningen waren twee overeenkomsten opgesteld en getekend, waarbij in één van die overeenkomsten Merquance B.V. door [eiser] als schuldeiser was opgevoerd. Kennelijk met de bedoeling om aldus een tweede schuldeiser te creëren, zodat in voorkomend geval het faillissement zou kunnen worden aangevraagd. Het verweer, dat in de gegeven omstandigheden geen sprake was van pluraliteit, is door de rechtbank gehonoreerd.
Het tweede verweer had betrekking op het feit, dat [betrokkene] wel degelijk diverse betalingen had verricht ter aflossing van de leningen, die overigens nog niet opeisbaar waren. Ook dat verweer is gehonoreerd. De verklaring van Onderwater heeft bij de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring geen enkele rol van betekenis gespeeld. Er is door [eiser] geen schade geleden en er zal door hem evenmin schade worden geleden als gevolg van de verklaring van Onderwater. Bovendien ontbreekt elk causaal verband. Stel dat Onderwater geen verklaring had afgegeven en dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring wel had toegewezen, dan had [eiser] als concurrent crediteur in dat faillissement niet op een uitkering uit de boedel kunnen rekenen.
Ook de redenering van [eiser] dat Onderwater’s verklaring hem zou belemmeren in zijn incassering van zijn vordering van € 40.000,-- op [betrokkene] , waardoor hij een schade zou lijden van “tenminste € 19.478,71”, is onbegrijpelijk. Die incassering betreft immers een geschil tussen [eiser] en [betrokkene] , waar Onderwater c.s. buiten staat. Indien [betrokkene] het verweer voert, dat hij de nota’s van Onderwater c.s. heeft betaald, en dat hij om die reden een tegenvordering heeft op [eiser] , dan zal [betrokkene] dat moeten stellen en bewijzen. [betrokkene] noch Euraco B.V. hebben de openstaande nota’s aan Onderwater c.s. betaald. [betrokkene] heeft dat wel toegezegd, omdat hij vindt dat Onderwater c.s. niet de dupe mag worden van het nare spel, zoals dat door [eiser] wordt gespeeld. Euraco B.V. zou dan op haar beurt het bedrag verhalen op [eiser] . Maar Euraco B.V. was vanuit financieel oogpunt nog niet in staat om die toezegging na te komen.
Dat betekent, dat Onderwater c.s. nog altijd niet is betaald voor de verrichte werkzaamheden. Het heeft op 9 november 2011 een overzicht van de openstaande nota’s gezonden naar het privéadres van [eiser] . Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] contact gehad met Onderwater c.s. en daarbij aangegeven niet van plan te zijn om de openstaande nota’s te betalen, omdat hij niet de opdrachtgever was geweest, maar Euraco B.V. Vanaf december 2011 verkeert [eiser] derhalve in verzuim. De vorderingen in conventie liggen voor afwijzing gereed.