ECLI:NL:RBDHA:2016:16885
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een bestuursrechtelijke procedure betreffende zorgtoeslag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, wonende in België, die zich richtte tegen mr. A.D. van Riel, de rechter in de hoofdzaak. De achtergrond van het verzoek tot wraking was een procedure waarin de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaarschrift van de verzoeker inzake de zorgtoeslag 2007 kennelijk ongegrond had verklaard. De verzoeker had beroep ingesteld en was uitgenodigd voor de zitting op 12 april 2016. Op 22 maart 2016 diende de verzoeker een wrakingsverzoek in, waarop de rechter op 11 april 2016 schriftelijk reageerde en het verzoek afwees.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 18 april 2016, waarbij zowel de verzoeker als de rechter aanwezig waren. De belanghebbende, de Belastingdienst/Toeslagen, was niet vertegenwoordigd. De verzoeker stelde dat Belgisch recht van toepassing zou zijn en verwees naar stukken die door de Belastingdienst/Toeslagen waren ingebracht. De rechter gaf aan niet in de wraking te berusten en dat zij nog niet eerder bij deze zaak betrokken was geweest, en dat er geen sprake was van een schijn van partijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.