ECLI:NL:RBDHA:2016:16886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
C/09/508680 / KG RK 16-625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in een faillissementszaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de indirect bestuurder van Unicom Holding B.V., die zich niet onpartijdig behandeld voelde door de rechter-commissaris, mr. R. Cats. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een gesprek dat op 4 april 2016 had plaatsgevonden tussen de verzoeker, zijn raadsman mr. B. Benard, en de curator mr. B. Krijnen, waarin de verzoeker zijn standpunt over een mogelijke schikking moest toelichten. Tijdens dit gesprek voelde de verzoeker zich niet in staat om zijn standpunt volledig naar voren te brengen en meende hij dat de rechter-commissaris de procedure naar een door hem gewenste uitkomst stuurde.

De rechter-commissaris heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet de wraking berustte en dat hij zijn taak onpartijdig heeft uitgevoerd. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker en de rechter-commissaris zorgvuldig gewogen. Bij de beoordeling van de onpartijdigheid van de rechter is het uitgangspunt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De wrakingskamer concludeert dat de verzoeker in redelijkheid heeft mogen begrijpen dat hij zowel als privépersoon als indirect bestuurder was uitgenodigd voor het gesprek. De wrakingskamer oordeelt dat de rechter-commissaris de verzoeker voldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt naar voren te brengen en dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een gebrek aan onpartijdigheid. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/19
zaak-/rolnummer: 508680 / KG RK 16-625
insolventienummer: C/09/15/343
datum beschikking: 21 april 2016
BESLISSING
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van:
[verzoeker],
verzoeker,
raadsman: mr. B. Benard,
in de zaak van:
Unicom Holding B.V.,
gevestigd te Schiedam,
strekkende tot wraking van:
mr. R. Cats,
rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen: de rechter-commissaris.
Belanghebbende in deze procedure is: mr. B. Krijnen, waarnemend curator voor mr. W.S.T. Joha in het faillissement van Unicom Holding B.V.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1
Op 11 juni 2015 is het faillissement uitgesproken van Unicom Holding B.V. Unicom Holding B.V. is verwikkeld in een jarenlange procedure met onder meer Unicom Den Haag B.V. Op verzoek van de curator heeft de rechter-commissaris verzoeker, die de indirect bestuurder van Unicom Holding B.V. is, uitgenodigd voor een gesprek om zijn standpunt over een mogelijke schikking dan wel de overname door hem van de vordering van de failliet op Unicom Den Haag B.V. te horen.
1.2
Op 4 april 2016 heeft het gesprek plaatsgevonden, waarbij de namens curator mr. Krijnen voornoemd en verzoeker, vergezeld van mr. Benard voornoemd, aanwezig waren. Tijdens dit gesprek heeft mr. Benard mondeling verzocht om wraking van de rechter-commissaris.
1.3
De rechter-commissaris heeft op 7 april 2016 schriftelijk zijn reactie op het wrakingsverzoek gegeven en geconcludeerd tot afwijzing.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 18 april 2016 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. Benard. De waarnemend curator is in persoon verschenen. De rechter-commissaris is niet verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker is van mening dat de rechter-commissaris tijdens het gesprek niet onpartijdig was en de procedure naar een door hem gewenste uitkomst stuurde. De rechter-commissaris liet de verzoeker niet uitpraten en zocht slechts argumenten om de door de curator voorgestelde schikking goed te keuren. Daarbij komt dat de rechter-commissaris eerder met verzoeker een discussie heeft gehad in een ander faillissement waarin hij ook rechter-commissaris was.

4.Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft medegedeeld niet de wraking te berusten. De rechter-commissaris heeft aangevoerd dat hij verzoeker in privé heeft uitgenodigd om hem in de gelegenheid te stellen zijn standpunt ten aanzien van een verzoek tot schikking toe te lichten. Naar de mening van de rechter-commissaris is verzoeker in privé in het faillissement geen rechtstreeks belanghebbende. De rechter-commissaris stelt dat hij zijn taak, het houden van toezicht op het beheer en de vereffening van de failliete boedel, niet vooringenomen heeft uitgevoerd.

5.De beoordeling

5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
Op basis van de ter zitting gegeven toelichting door de curator en verzoeker stelt de wrakingskamer vast dat verzoeker in redelijkheid heeft mogen begrijpen dat hij voor het gesprek met de rechter-commissaris was uitgenodigd zowel in de hoedanigheid van privépersoon als in de hoedanigheid van indirect bestuurder van Unicom Holding B.V. De wrakingskamer merkt verzoeker dan ook als belanghebbende aan.
5.4
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek is allereerst van belang dat de rechter-commissaris in de uitnodiging voor het gesprek heeft laten opnemen dat voor het gesprek een half uur zou worden uitgetrokken. Voorts blijkt uit de aantekeningen van het gesprek dat de rechter-commissaris het doel van het gesprek heeft toegelicht. Uit deze aantekeningen leidt de wrakingskamer voorts af dat de rechter-commissaris verzoeker de gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt over een schikking en het alternatief, de overname van de vordering, naar voren te brengen binnen de daarvoor gestelde tijd en binnen het doel van het gesprek. Deze handelwijze van de rechter-commissaris om verzoeker aan te sporen snel tot de kern van de zaak te komen, getuigt naar het oordeel van de wrakingskamer niet van vooringenomenheid noch is hierdoor objectief bezien de schijn van partijdigheid gewekt. Ook kan uit de aantekeningen niet worden afgeleid dat de rechter-commissaris verzoeker heeft willen sturen naar een door hem gewenste uitkomst van de procedure.
5.5
De conclusie uit het voorgaande is dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond geven te vrezen dat het de rechter-commissaris aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid gewekt.
5.6
Het verzoek wordt afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• belanghebbende en
• de rechter-commissaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. D. Aarts, T.F. Hesselink en J.A. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W.W. Koppe als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2016.