ECLI:NL:RBDHA:2016:16892
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen projectvergunningen voor dierproeven en de rechtmatigheid van voorschriften
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen eiseres en de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de CCD, waarbij projectvergunningen voor het verrichten van dierproeven waren verleend. De primaire besluiten, genomen op 2 september 2015, verleenden vergunningen voor de periode van 2 september 2015 tot en met 31 juli 2020. Eiseres was van mening dat de aan de vergunningen verbonden voorschriften onrechtmatig waren en had haar bezwaren tegen het bestreden besluit van 8 januari 2016 ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 29 september 2016 geschorst, waarna partijen schriftelijk hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep, omdat zij schade heeft geleden door de besluitvorming van verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de CCD ten onrechte het voorschrift heeft verbonden dat bij de dierproeven vrouwelijke en mannelijke muizen in een evenredige verhouding moeten worden gebruikt. Dit voorschrift was niet gerechtvaardigd, aangezien de CCD niet had aangetoond dat de dierproeven onvoldoende gedetailleerd waren beschreven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de primaire besluiten herroepen voor zover het voorschrift aan de projectvergunningen was verbonden. Tevens is bepaald dat de CCD het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de bevoegdheid van de CCD bij het verbinden van voorschriften aan projectvergunningen voor dierproeven verduidelijkt. De rechtbank heeft benadrukt dat de CCD alleen voorschriften kan verbinden indien de dierproeven nog onvoldoende zijn uitgekristalliseerd, wat in deze zaak niet het geval was. De uitspraak biedt ook inzicht in de vereisten voor het stellen van voorschriften en de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen.