Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
€ 1.500,-- aan [eiseres] verschuldigd te zijn.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als directeur voor een stichting die zich inzet voor de rechten van vrouwen, gedaagde aangeklaagd in kort geding. Eiseres vorderde onder andere een contact- en omgevingsverbod en betaling van dwangsommen, omdat gedaagde zich niet zou houden aan een eerder gemaakte verklaring waarin zij zich zou onthouden van negatieve uitlatingen over eiseres en haar privéleven. Gedaagde had schriftelijk verklaard zich te onthouden van mededelingen aan derden die een verband leggen tussen het privéleven van eiseres en haar werkzaamheden voor de stichting. Eiseres stelde dat gedaagde deze afspraken had geschonden en vorderde een schadevergoeding en een verbod op verdere negatieve uitlatingen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat gedaagde in strijd heeft gehandeld met haar verklaring. Er was onvoldoende bewijs dat gedaagde zich in de toekomst onrechtmatig zou uitlaten over eiseres. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiseres niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat de gestelde uitlatingen van gedaagde niet zijn aangetoond. Eiseres is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
De uitspraak is gedaan op 16 december 2016 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, die de vorderingen van eiseres heeft afgewezen en haar heeft veroordeeld in de proceskosten.